12

STORYTELLING EN ORGANISATIEVERANDERING BIJLAGE 2 OEFENEN MET WAARDEREND VERKENNEN (ONTLEEND AAN GENARRATIVE VAN CEES HOOGENDIJK) De vragen die we elkaar stellen, stimuleren om na te denken over de bijdrage die we kunnen leveren. Waar we het meest over spreken, krijgt het meeste kans om te ontstaan. Ons beeld van de werkelijkheid bepaalt hoe we kansen en bedreigingen inschatten en welke invloed we kunnen uitoefenen. Een oefening in generatieve dialoog. 1. Herinner je je een moment in je leven dat je ergens heel nieuwsgierig naar was? Het kan gaan over een bepaalde verwachting of hoop, maar misschien was het oprechte nieuwsgierigheid in de zin dat je je ervan bewust was dat er meer te weten viel en dat je heel graag meer zou willen weten. Denk eens aan die persoonlijke ervaring van nieuwsgierig zijn. Wanneer vond het plaats? Wat was het object of fenomeen dat je nieuwsgierigheid in de eerste plaats opwekte? Hoe voelde het om nieuwsgierig te zijn? Ben je te weten gekomen wat je weet en wat heb je geleerd? Hoe werkte het, je nieuwsgierigheid bevredigd? Heb je je nieuw opgedane kennis op de een of andere manier toegepast? Wat maakt deze ervaring waardevol voor jou? 2. Kies de context waar je de voorkeur aan geeft: ofwel je gemeenschap, buurt, sportclub, uitgebreide familie of de organisatie waar je in of mee werkt. Denk aan iets dat in of door die gemeenschap of organisatie wordt geproduceerd. Denk aan degenen die er baat bij hebben of het letterlijk consumeren. In de context van organisaties wordt van alles geproduceerd, zoals concrete producten, een dienst en zelfs een goed advies of een goede vergadering wordt ‘geproduceerd’. Denk aan iets dat je bekend voorkomt, houd het klein en denk aan alle activiteiten en actoren die bijdragen aan het productieproces. Speel met je innerlijke verbeelding. Zie je degenen die bij het proces betrokken zijn? Waar zijn ze mee bezig? Wat maakte dat ze in actie kwamen? Hoe ziet hun ‘product’ eruit en aan wie wordt het geleverd? Wat levert het de ontvanger op? Probeer het hele proces te overzien. Heeft het een duidelijk begin? Een duidelijk einde? Wat zou een goede naam of titel zijn voor dat proces? Misschien heb je meer dan één woord nodig, misschien zelfs een zin. Probeer het eens. Dit is het proces dat je aan het onderzoeken bent. Houd vast aan je mentale beeld ervan. 3. Er is veel te zien als je je ‘jouw’ proces voorstelt. Als je het hele proces of delen ervan, in ogenschouw neemt, zie je dan elementen die je zou omschrijven als relationeel? Beweeg langzaam heen en weer in het proces en tussen alle betrokken spelers en hun activiteiten. Blijf realistisch, het proces is wat het nu is. Zie je transformerende of ontwrichtende eigenschappen verschijnen? Voel je toekomstgerichtheid, het ontstaan van nieuwe ideeën, de wil om ernaar te handelen, om ideeën te realiseren? Laat het proces iets achter dat verder reikt dan de levering van het product of de dienst? Wat was voor jou de meest waardevolle ontdekking? 4. Misschien heeft je gedachte-experiment tot nu toe al enkele generatieve kwaliteiten laten zien van het proces dat je voor ogen had. Je hebt misschien wat meer duidelijkheid gekregen over de mogelijke generativiteit van processen: hun vermogen om leven te geven en een mogelijke toekomst vorm te geven voorbij het hier en nu. Stel je nu voor dat je in de nabije toekomst bent, je ervaart het proces dat je je herinnert uit het verleden en het lijkt ideaal voor jou. Wat zie je nu gebeuren? Wat maakt dat je er blij mee bent? Wat floreert en welke kwaliteiten manifesteren zich? Wat is het verschil met het originele proces waar je in het verleden naar keek? Wat moet er gebeurd zijn om die glorieuze verandering van toen naar nu te maken?

13 Online Touch Home


You need flash player to view this online publication