35

35 een opvallend verschil, dat moeilijk valt te verklaren. Misschien is het dat het gebied Eastermar ‘vol’ zit met roodstaarten, maar op het oog lijken er nog heel wat geschikte wallen beschikbaar. Of de roodstaarten hebben een verschillend overwinteringsgebied. Want iets zuidelijker dan Mali, in Burkina Fasso waar roodstaarten uit de NFW ook overwinteren, was niet meer regen gevallen dan gemiddeld. Zo’n verschil lijkt niet erg aannemelijk, maar we weten het niet.” En hoe was het broedsucces? Het broedsucces van de roodstaarten volgen de onderzoekers jaarlijks met de nestkasten. Als holenbroeder is de roodstaart vrij goed te verleiden om in een nestkast te gaan broeden. Op de plek waar een zingend mannetje zich vestigt, hangen ze een kast op (in het geval er niet al een hangt), in de hoop dat hij een vrouwtje weet te strikken en dat ze in de nestkast gaan broeden. Afgelopen voorjaar waren er in Eastermar 16 bezette nestkasten, 8 in Surhuzum. In vergelijking tot voorgaande jaren is het aantal in Eastermar klein, in Surhuzum op peil. De oorzaak van het verschil is niet duidelijk. Misschien was het gewoon pech. Student Lukas was het hele voorjaar druk om kasten op te hangen op plekken waar roodstaarten zaten te zingen. De kasten controleerde hij elke week. In de nestkasten wordt een aantal indicaties van broedsucces bijgehouden: datum van de eerste eileg, legselgrootte, aantal eieren dat uitkomt, aantal jongen dat uitvliegt. Als er ten minste 1 jong succesvol uitvliegt, wordt dat uitvliegsucces genoemd. Er was verschil in het uitvliegsucces tussen Eastermar en Surhuzum: in Eastermar was het 60%, in Surhuzum 72%. In Eastermar is dat lager dan het meerjarig gemiddelde van 75%, in Surhuzum is het ietsje hoger dan het meerjarig gemiddelde van 68%. In Eastermar zijn relatief veel nesten gepredeerd of door vee verstoord. Mogelijk werden de nestkasten gepredeerd door steenmarters, maar mogelijk ook door grote bonte spechten of gaaien. De onderzoekers weten het niet zeker. Er zijn meer verschillen tussen de populaties in de dykswậlen en in de elzensingels. In de dykswậlen bij Eastermar zijn de broedaantallen per 100 ha van de gekraagde roodstaart gemiddeld ongeveer anderhalf keer groter dan in de elzensingels bij Surhuzum. Sinds ongeveer 1980 bleef de stand in de dykswậlen ongeveer gelijk, terwijl die in de elzensingels met de helft afnam. Sinds 2014 nam het aantal roodstaarten in de nestkasten in de dykswậlen bij Eastermar verder toe, maar bleef in de elzensingels bij Surhuzum ongeveer gelijk. Het onderzoek moet duidelijk maken waar deze verschillen door worden veroorzaakt. En welke rol het beheer daarbij speelt.

36 Online Touch Home


You need flash player to view this online publication