27

27 minuten te laat om daar getuige van te zijn. Ook in het FEC komen ze elkaar niet tegen. In Grou, bij een zus van Alie, zie ze elkaar terug om pas half vier in de nacht terug te zijn in Surhuizum. Over z’n elfstedentocht van dertien uur is Willem best tevreden. De 41-jarige potentieel deelnemer Anne Spoelstra van de Schuurmanswei is de zevende en laatste in deze rij. Hij vindt van zichzelf dat hij wat te weining heeft kunnen trainen. Vooral ook omdat hij juist van te voren nog een penecilinelkuur nodig had om een opkomende ziekte te onderdrukken. Al vroeg, (7.10 uur) en in het donker, ging hij van start. Samen met Rienk die meteen veel meer snelheid maakte. “Ik moast noch myn slach wat sykje”, legt hij uit, “en boppedat woe ik, foar de wyn, myn krachten wat sparje.” Als hij in Sloten moet stempelen is daar ook ineens een fotograaf van de Gasunie, waar Anne werkzaam is, om een foto voor het personeelsblad te maken. Tot aan Stavoren zijn er geen moeilijkheden. Die beginnen pas te komen als die potdichte tegenwind bedwongen moet worden. Als hij om kwart voor één in Bolsward aankomt, zit de helft erop. Per zaktelefoon neemt hij contact op met z’n vrouw Dineke, die hem ongetwijfeld moed zal hebben ingesproken voor de resterende 100 km. “Belangrijk is”, zegt Anne, “om op ’e tiid wat drinken te nimmen.” Gelukkig is daar onderweg gelegenheid genoeg voor. Ook over voldoende voedsel hoefde hij zich geen zorgen te maken gezien de grote tenten onderweg van Heinz en Unox met snert en soep. Naar Franeker toe begint de tocht voor Anne heel zwaar te worden, maar de ontvangst daar, was overweldigend. Met misschien wel tien van die hoempa-orkesten die de rijders almaar nieuwe moed inbliezen. Het lukt hem net om voor het donker de riskante Blikvaart te passeren bij Oude Leie. Maar dan is het net of hij steeds minder zicht krijgt. Als hij heeft vastgesteld dat hij geen last van een beslagen bril heeft weet hij zeker dat het zijn ogen zijn die bevroren raken. Toch moet hij dan nog een afstand van circa 40 km afleggen. Als hij onder die extra moeilijke omstandigheden om half acht in Dokkum aankomt geniet hij intens van de ontvangst van het publiek. “It wie krekt oft se my as wrâldkampioen ynhellen”, zegt hij. Het laatste gedeelte is het voor hem noodzakelijk om zich bij een voor hem rijdende troep aan te sluiten omdat hij niets meer duidelijk kan onderscheiden. Vooral na Aldtsjerk spelen de felle lampen hem zodanig parten dat hij tot tweemaal toe in de rietkragen beland. Maar als hij om negen uur op de Bonke aankomt, omschrijft hij zijn elfstedentocht met: “Yn ien wurd, prachtich”; Hoe of ieder van onze rijders deze monstertocht ook mag hebben ervaren, wij nemen er ons petje voor af en noemen het een “bjusterbaarlike prestaasje”. Dit artikel verscheen eerder in de Grutte Gelf van 4 februari 1997.

28 Online Touch Home


You need flash player to view this online publication