filosofie in de jaren 1800, en Nietzsche bouwde daar op voort. Beiden lieten een duidelijk waarschuwend geluid horen : het schip van de mensheid was gegrepen door een allesverwoestende draaikolk van illusies. De mens moest en zou de confrontatie met dit monster aangaan. Dat zou de eerste stap zijn. Alleen de nachtmerrie zou de mens wakker kunnen rukken op het schip. Daarom moest de mens getraumatiseerd worden door deze vreemde, absurde en zinloze wereld, opdat de mens uiteindelijk doel zou vinden, telos. Schopenhauer hield dit raadsel in zijn hand. Er lag een noodzakelijkheid aan te gronde. Schopenhauer riep de mens niet op om religieus te worden, maar om filosofie te studeren, om zo niet gerekend te worden tot de onnozele en bekrompen massa's. Schopenhauer deed dus een beroep op het slapende intellect in de mens, als poging om het te doen ontwaken. Hij noemde zijn tijd, de jaren 1800, de eeuw van de filosofie. Hier werden belangrijke fundamenten gelegd. Hebben wij dit evangelie verstaan ? Het was hard nodig in die tijd, en nog wel meer vandaag de dag. Hij riep de mensheid op om nauwkeuriger te worden, wat geboorte zou geven aan conclusies vol van noodzakelijke natuurdwang. Hij sprak dat er een rijpheid komende was die geoogst zou worden, net zoals Noach op zijn schip kwam tot een wijngaard na de zondvloed. Schopenhauer zag nieuw land in de verte. Hij was een visionair voor zijn tijd. Alles was volgens hem vastgelegd in abstracties, en de mensheid moest het nog vertalen. Het was er al, maar de mens zag het nog niet, was nog niet ontwaakt. Hoofdstuk 11. Schopenhauer en het beest van de wilszucht Schopenhauer stelde dat de mens die voor kennis kiest in plaats van wil dan ook tegelijkertijd heel voorzichtig is, aarzelend, want dat is een eigenschap van de kennis, opdat er een verfijning plaatsvind waarin alle benodigde elementen van de kennis zichtbaar worden. Je moet dus wel langs dingen heen gaan kijken zo, naar het onzichtbare, het verdrukte. Hij stelde : Kijk maar eens om je heen, dan zie je allemaal onderontwikkelde mensen die alles heel snel kunnen doen (bijvoorbeeld atleten) en alles heel snel voor elkaar krijgen, maar wat heb je dan ? Als je allerlei belangrijke denkstappen hebt overgeslagen ? Zo steelt de mens de roem als ratten door de filosofie te verachten. Schopenhauer was woedend, staande op zijn schip. Hij zag de mensen om zich heen geestelijk zelfmoord plegen opdat ze snel materialistisch zouden kunnen leven, in een illusie, voortgedreven door een overhaaste, ziekelijk hysterische wil. 'Ik wil dit, ik wil dat, en ik wil het nu, en die wil aan anderen opleggen,' denkt de wilsmatige mens. Waar moet het heen ? vroeg Schopenhauer zich af. 'Nou, die heeft alles snel voor elkaar gekregen zeg, die heeft goed carriere gemaakt,' denkt dan de wilszuchtige mens over andere wilszuchtige mensen. Ze steken elkaar allemaal veren in de reet. Maar nee, het is een leugen. Het zijn gestolen goederen. Het is gesjoemel. Schopenhauer was als een woedende Noach, hard werkend aan zijn schip, want de zondvloed zou komen. Mensen zonder remmen, je moest ermee oppassen, stelde Schopenhauer. Ze hakken zo je hoofd eraf om ermee weg te rennen. Je bent zo de klos, want ze willen van alles, en dan krijgen ze je eronder. Het was dus hoogspannings gevaar. Die mens had veel te veel tot zich getrokken, en stond daar
1245 Online Touch Home