1263

Daar staan ze op stadse posters met veel stoom om zich tentoon te stellen, hun liefde voor de uitwendige zonde. Moet je dan zondigen om hiermee te breken ? Moet je fouten maken om te breken met een vorige fout ? De fouten van de ongod zijn beter dan het correcte van de mens. Het gaat over de relativiteit van fouten en van zonde. Wat voor de een zonde is is voor de ander het goede, en omgekeerd. Daarom moet de mens tot kennis komen. De mens komt tot kennis met allerlei onwetendheid, allerlei zonde, allerlei fouten. De kennis zal dan orde op zaken stellen. Dat is de kennis van goed en kwaad. Het begint in het innerlijke, en op een sobere manier zal dat gematigd naar buiten komen. Niet zoals de blaaskaken die zichzelf oppompen omdat ze zoveel lust hebben naar de zonde. Ze denken dat ze met al hun gepomp en geschrok de aandacht kunnen trekken van de zonde, maar wat is waarlijk zonde ? Ze werken zich hiervoor stuk in het uitwendige. Dan staan ze daar te pompen en te hijgen, en te pronken, maar hun intelligentie wordt steeds kleiner en vaagt helemaal weg. Het is het pad van de dommen. Snelle bevrediging door de zonde. Ze hebben niets anders. De zondaar had zijn excuus voor de zonde gevonden : hij zou altijd blijven zondigen. Fichte stelde hogere doelen. De mensheid kon zoveel meer zijn. Het werd hem niet in dank afgenomen. De mens bleef liever zondig. Hij wilde niet alleen theoretisch zijn, maar vooral ook practisch. Ik had een droom dat ik ergens was wat een mengeling was tussen het ouderlijk huis en mijn eigen gezin, een mengeling van twee families. Er was nogal een ingewikkeld sleutelsysteem waarbij je ook weer afhankelijk bent van de ander, en ik was blij dat ik zoveel familie leden had die altijd wel in de buurt waren, anders zou het systeem niet eens werken. Ik ging het huis uit, het oord, en ging over een overdekt terras, maar bemerkte ineens dat ik nog naakt was. Ik had me maar half aangekleed. Ik ging dus weer terug, en weer was er de opluchting dat de nodige familie leden in de buurt waren zodat het sleutel systeem zou werken en ik weer naar binnen kon. Bij de ingang was een kunstgedeelte met kunst van een vroegere levenspartner, die bij de familie hoorde, en het was allemaal fallische kunst. Het begon bijvoorbeeld bij een aap met een rechtopstaande staart wat een fallus uitbeeldde. Ook was er een rund die een fallus uitbeeldde en graaste, bedelende aan een rivier voor water en voedsel. Kant stelde in de jaren 1700 dat het kenvermogen van de mens de natuur vormt door de verbindende werkzaamheid, door de synthese, als onderdeel van de dialectiek, de driehoekslogica van stelling, tegenstelling en samenstelling. De natuur is dus in principe gewoon van binnen en niet van buiten. Nu is het zo dat de mens veel te snel tot de samenstellingen komt, de syntheses, veel te snel conclusies trekt, ook veel te snel sex wil hebben en sex heeft. Het is allemaal parasitair, en er is geen oog meer voor de kunstvorm die erachter ligt. Weet de mens wat zijn voeten betekenen ? Weet de mens wat de fallus betekent, en de vagina, oftewel de Kant, 'cunt' in het Engels ? De voeten zijn de verzekeringen. Maar de mens verhinderd zijn voeten niet om zich daarin te verdiepen. Kant wees er op dat er een verborgen synthetische werkelijkheid was. Die kon de mens niet zomaar binnengaan. Alles moest maar snel snel bij de mens, en zo fabriceerde de mens een eigen werkelijkheid en drong dat aan de ander op. Ze drongen dus hun synthese op aan anderen, wat gelijkstaat aan mentale verkrachting. Kant stelde dat er daarom gekeken moest worden naar het object beseffende dat het niet de ware substantie was, maar een sluier. Deze revolutionaire benadering opende de poorten van de verborgen natuur, maar er kwam dan ook een pseudo-Kant die langs alles heenleefde. Je kan dus op twee manieren langs iets heenleven, door geestelijk, verdiepend, filosofisch te leven, persoonlijk, of door onpersoonlijk en onverschillig te leven, wat dan pseudo-Kantiaans zou zijn. Er werd dus een poort geopend, maar er gingen ook een heleboel valse poorten tegelijkertijd open voor geesten die de Kantiaanse filosofie zouden verkrachten en verdraaiien. Ze zouden zo een pseudo-werkelijkheid maken. Tijd en ruimte zijn synthetische verschijningsvormen, stelde Kant, maar niet het ding zelf. De mens moest dus door die sluiers heengaan. De wereld moest ontsluierd worden, en daartoe kwam Kant. Kant zei dat het kenvermogen tot een hoger niveau moest komen, namelijk de rede. Mensen hadden de zintuigelijke

1264 Online Touch Home


You need flash player to view this online publication