waarnemingen omgezet tot begrippen en zo tot oordelen, maar dat ging helemaal verkeerd. De mens moest boven deze objectieve kennis uitstijgen door de rede, wat in de gnosis de logos wordt genoemd, wat soms ook god genoemd wordt, of in dit geval juist de ongod, omdat er teveel pseudogoden zijn zodat je eerst een helder begrip moet krijgen van de ongod. Het gaat in Kant's filosofische stelsel niet om starre, dogmatische kennis, maar om reflecterende kennis, kenvermogen en oordeelsvermogen die ook religieus en ethisch geladen is. Newton stelde al dat er teveel muren worden gebouwd en te weinig bruggen. Daarom moet het kenvermogen kunnen reflecteren. Het moet een feedback kunnen geven aan alle bestaande systemen. Zo kunnen er ook weer lagere vormen wegvallen wanneer er hogere verbindingen komen. Door de reflecterende kennis kan er zo samenhang en context worden waargenomen. Alles moet telkens weer getoetst worden aan de hogere rede, en omdat de mens dat als zodanig niet kan moet de mens minderen tot robotisme. De mens moet komen tot het natuurautomatisme. Niet alle natuur automatismes zijn goed, dus daarom moet de mens eerst de absolute leegte in om aan zichzelf, zijn lagere vormen, te sterven, aan zijn wil ook, zoals Schopenhauer stelt. En Kierkegaard stelde dat de mens daarvoor tot gezonde vrees moest komen. De mens is te lichtzinnig en reflecteert er maar op los. De jaren 1800 moesten daarom gezonde voorwaarden stellen om het prikkeldraad te leggen om de Kantiaanse filosofie heen, want er werd inmiddels al flink misbruik van gemaakt, wat zijn hoogtepunt kreeg in de jaren 1900. De mens die niet aan zichzelf wil sterven kan geen ware filosoof worden, maar blijft gewoon een kind of een pseudo-volwassene, al dan niet pseudo-filosoof. Deze lijnen trekken dwars door de kerk en de new age heen. Niemand ontkwam dus nog aan het Kantiaanse fundament en model, zowel in goede vorm als in pseudo-vorm. De magie van Kant moest begrepen worden. Het begrip van potentieel gevaarlijke apparaten zoals die van Kant is essentieel. In intellectuele kringen werd Kant's filosofie standaard voedsel in de keuken. Dat ging ook niet zomaar meer weg, maar werd alleen maar verder verdiept. Immanuel Kant (1724-1804) was immers de grote verlichtingsfilosoof. Kant was zo'n beetje de Michael Jackson van de filosofie. Kant ziet de filosofie als mentale architectuur. Alleen maar gelukzaligheid is niet het hoogste goed voor de rede, stelt Kant, want er moet waardigheid zijn, de juiste zeden, wat in de rede inbesloten ligt. De rede is dus niet hedonistisch, en de mens die het geluk wil mag zich afvragen : ben ik het waardig ? En wat is het ware geluk ? Is de ascese niet een weg die veel dieper gaat ? Kent de mens bijvoorbeeld het belang van pijn en verlies ? En is het geluk juist ook niet dat wat je aan de ander geeft ? Dit hoeft zeer zeker niet rechtsstreeks te zijn. Het kan ook heel subtiel gaan, maar vast en zeker. Het kan ook heel langzaam gaan, maar zeker. Wat is het ware geluk ? Volgens Kant is het een belangrijkere vraag voor de rede : wat is waardigheid ? Kant stelt in zijn Kritiek op de Zuivere Rede (1781), zo'n beetje de bijbel van de Duitse filosofische verlichting van de jaren 1700 en de jaren 1800, iets heel belangrijks. Kant schreef het toen hij achter in de 50 was. Hij stelt dat in de kinderjaren van de rede het als eerste dogmatisch is. Dat is ook niet zo vreemd, want het kind heeft nog geen begrippen om zichzelf uit te drukken, en gebruikt dan het weinige wat hij heeft of gewoon wat hem geleerd is. Dat kan dan heel bot overkomen, maar het kind heeft geen ander medium nog, dus de mens moet ook zeker door woorden heen kunnen prikken. Het kind spreekt dus in feite heel cryptisch en symbolisch, abstract. Dan komt de tweede fase waarin het oordeelsvermogen door ervaring voorzichtig is geworden en wijs, dus als tweede is het sceptisch. Maar dit oordeelsvermogen moet dan nog rijpen, volgroeien, door het toetsen en het vinden van vaste grond. Het is niet slechts getoetst, maar ook beproefd, dus eigenlijk zelfbeproeving. Dit houdt volgens Kant in dat niet de feiten van de rede beproefd en beoordeeld moeten worden, maar het vermogen en de deugdelijkheid van het systeem van de rede. Dat is volgens Kant de kritiek van de rede (A761 / B789), wat dus ook de naam is van zijn boek. Kant stelt dat de rede zich altijd moet onderwerpen aan de kritische rede. Zo niet, dan wordt de rede verdacht. Er moeten altijd weer kritische noten in de rede zijn, anders is het niet veilig. Kant stelde
1265 Online Touch Home