197

In Deuteronomium 33:26 wordt God beschreven als een Rakab, een soortgelijk Hebreeuws woord wat rijder van een beest betekent. Wij moeten niet door onze wil bereden worden, maar wij moeten de wil beteugelen en berijden. Dit is de definitie van het woordje "God", als het berijden van ons lagere zelf zodat het niet over ons heerst. Wij moeten onszelf disciplineren en temmen. Dit is ook de Egyptische woordwaarde van Khepra, namelijk dat de kever het afval gebruikt, tot nut maakt, erdoor schept. Dat is ook de symbolische betekenis van de hoer (Rachab), namelijk dat zij alles naar binnen neemt en zo dit van binnen transformeert en geboorte geeft, wat natuurlijk niet inhoudt dat wij letterlijke hoeren moeten zijn. Het is maar een metafoor, en we moeten klaar komen met deze dingen. Vandaar dat Jezus ook zegt dat hoeren zullen voorgaan in het koninkrijk der hemelen. Een hoer is een metafoor van iemand die het kruis draagt, die het niet van zich afgeworpen heeft, oftewel iemand die geen geestelijke smetvrees heeft. Ook de maagd is een bijbehorende metafoor die zich niet bevuilt aan de zonde. Wij moeten het lijden dragen, maar hierin mogen wij niet zondigen. We mogen niet materialistisch worden en dingen gaan verletterlijken. Zo moeten wij Maria Magdalena ook vertalen, dat zij geen letterlijke hoer was, maar iemand die net als Jezus haar kruis droeg. In de gnosis waren zij partners. Maria Magdalena was de vrouwelijke Jezus, de godin. Daarom is aan de goede kant van de dualiteit de hoer van Babylon die op het beest rijdt een beeld van de hoer Rachab, als de grote menger, als tegengesteld tegen het nazi-christendom. Het is een beeld van de opkomende Khepra die zichzelf regenereert door het afval. Dit is een mooie diep Egyptische symboliek. In de symboliek horen de hoer en de maagd bij elkaar, als twee kanten van dezelfde munt. De archetypes van de hoer en de maagd scheppen samen een nieuwe wereld, een paradijs, een hemel. Het zijn diepe realiteiten van het zelf in de mens. Deze gestaltes zullen aan de oppervlakte komen. Zij zullen voortkomen vanuit de zee van het verleden. Zij zullen mysteriën gaan oplossen. In Genesis 41:43 wordt Jozef een Ra-kab (Khep-ra) waardoor alle knie zich voor hem buigt. Hij werd tot heerser over het land Egypte. Door Rakab, Khepra, wordt het lagere zelf onderworpen, en moet buigen. Zonder de rakab kon er geen hand of voet opgeheven worden (:44). Dit gaat dus om het ware principe hoe het zelf te overwinnen. In de Eliza mythe in het Hebreeuws-Aramees is Rakab verbonden aan de boogschietende donderstorm godin. De bliksem is hierin een voorstelling van het heilige touw. Dit is ook het hele mysterie van Wodan, de oppergod van de donder in de Germaanse kosmologie. 3.7 De Egyptische Wortels van Kaïn Het kwaad is in de Egyptologie een dualiteit. Het is iets heel relatiefs en neutraals in veel opzichten, en kneedbaar. Door slechte timing wordt het goede het kwade. Het kwade kan dan door de juiste timing weer het goede worden. Ook door een verkeerde volgorde of hiërarchie kan het goede het kwade worden, en ook dat kan weer teruggedraaid worden. Het gaat dus niet om het "ja" of het "nee", maar om het "hoe". In de Egyptologie zijn de vijanden, net als de goden en de godinnen, archetypes die een keerzijde hebben. In de Egyptologie moesten de goden en godinnen de vijanden

198 Online Touch Home


You need flash player to view this online publication