overwinnen door de vijanden te worden en een andere invulling te geven. Tegenstander is een heel relatief begrip. Ook de Israëlieten en de Grieken hanteerden het principe van de dualiteit, en bij de Azteken kwam het ook voor. De christelijke wereld rekende af met deze dualiteit, en polariseerde alles, en begonnen de oude teksten heel eenzijdig zwart-wit te maken, en verschrikkelijk kortzichtig begonnen zij alles te verletterlijken. Hetzelfde lot onderging Kaïn, die oorspronkelijk uit de Egyptologie kwam. Ka-en-moat, de Wet van Ka-en, was de slangenwachter van het zevende uur in het boek der poorten. Ka-en was de Egyptische basis voor Kaïn, als de wachter van het zevende uur van de nacht. In dit uur ontvangt de ziel in de onderwereld de veer van Moat. Deze veer moest het vlees doden en testen. Zo kon de veer boven alles uitstijgen, om zo voor Nod te komen, het verhoogde bewustzijn, de kernenergie van de dromen. De veer is het symbool van het nomadische leven, van het land Nod, of moeder Nod. Het nomadische is de begrijpende, verdiepende en vertalende dynamiek. De veer is dus een teken van het overwinnen van het kwaad, als het begrijpen, transformeren, verdiepen en doorvertalen van het kwaad, door de keerzijde ervan onder ogen te komen. De wet is hierin verbonden aan de waarheid, die doorzichtig is en transcendent. Verderop in het uur ontvangt de ziel in de onderwereld de sikkel, wat een beeld is van timing. De sikkel weet wanneer het oogsttijd is. Dit is belangrijk, want zelfs het goede is het kwade als timing ontbreekt. Kaïn was de landbouwer in de Israëlitische mythologie, de drager van de sikkel. In het zevende uur van de Amduat komt de ziel in de onderwereld vrij van de apep-slang. Apep is een titel voor de vijand van Ra, en staat voor glibberigheid. De ziel krijgt hierbij hulp van de magie van Isis, wat in de Orions-Afrikaanse mythologie Jèsoe is, het principe van kennis. De ziel is inmiddels in de grot van Osiris, Aser, aangekomen, en komt tot de poort van Aser. Het zevende uur is genoemd : Het overwinnen en onthoofden van het kwaad, wat een metafoor is voor het analyseren. Dit is een groot mysterie. De ziel leert hier zeilen door de magie van Isis (Jèsoe). Dan komt de ziel tot Osiris, Aser, die omhuld is door de Mehen slang. Mehen is de naam van een oud Egyptisch bordspel. Osiris is dus onder de hoede van een spel, en de slang betekent ook het touw, als een teken van leiding en bescherming. Het touw zorgt er namelijk voor dat de boot wordt voortgetrokken en niet afwijkt van het pad. Osiris is dus in de Mehen slang, op een troon. Zonder deze slang zou hij niet kunnen regeren. De slang is een teken van de heilige gebondenheid, oftewel de robotologie. Zonder deze slang zou Osiris van de troon afvallen, en afwijken van het pad. Door de Mehen slang heeft hij ook zijn vijanden overwonnen, oftewel zijn eigen lagere zelf, zijn lagere wil. Die is in drievoud geknield, gebonden en onthoofd voor zijn troon. De lagere wil is onderworpen. Dan spuwt de Mehen slang vuur om de lagere wil totaal te vernietigen. De drie delen van de lagere wil worden door de Mehen slang verslonden. In het middelste register is Ra ook omhuld door de Mehen slang, en ontvangt de ziel de Mehen slang. De Mehen slang leert de ziel te transformeren door verschillende beelden. Die beelden zijn onderdelen van het Mehen spel. In de Tweede Bijbel wordt Mehn besproken als een land. Op een bepaald punt in het zevende uur van het boek der poorten heeft Qaen, Kaen, een menselijke gedaante en heeft een touw om zijn nek, als beeld dat zijn woorden gebonden zijn en zijn adem. Adem is de betekenis van Hobel, de broer van Kaïn in de Israëlitische mythologie, wat een beeld is van zijn eigen sprekende capaciteiten die de heilige gebondenheid, oftewel leiding, ontvangen. Dit is de Egyptische diepte en oorsprong van het Kaïn en Hobel verhaal. 3.8 De Egyptische Wortels van Amen
199 Online Touch Home