in het OT een beeld van redding was, en ook de slang in de wildernis die Mozes opstelde. Als qem, een ander Egyptisch woord voor voleindiging, betekent het het openen van de zintuigen (qemh). De voleindiging is ook het terugkeren tot de tuin (kam). Ook is de voleindiging de heilige gevangenschap (tchera). Op een vreemde manier beeldde Paulus dus al de voleindiging uit in de gevangenschap. Ook Eden was een gesloten plaats, een tuin met een omheining. 1:7 - Zo van u allen te denken spreekt voor mij dan ook vanzelf, omdat ik u op het hart draag, daar gij allen, zowel bij mijn gevangenschap als bij mijn verdediging en bevestiging van de waarheid van het evangelie, deelgenoten zijt van de mij verleende tucht tot volmaaktheid. Laten we beseffen dat als we in gevangenschap leven dat we dan al bezig zijn met de voleindiging, omdat dit allemaal symbolisch is voor de heilige gevangenschap. 1:8 - God toch is mijn getuige, hoezeer ik met ontferming naar u allen verlang. In het Egyptisch is het geheugen een getuige, de recorder, en dit gebeurt door pijnen en verwondingen (skha-t). De bloem is hiervan een beeld, omdat de bloem de cyclus van het leven, van vruchtbaarheid laat zien, zaaien en oogsten, de tussenstappen (utch). De bloem zorgt er dan ook voor dat het geheugen gerelativeerd wordt. 1:9 - En dit bid ik, dat uw liefde nog steeds meer overvloedig moge zijn in helder inzicht en alle fijngevoeligheid. De kennis groeit door het geheugen als een getuige, wat in 1:8 wordt gebruikt in het Aramees als shad, van de Egyptische wortel skha-t. Het geheugen vaart ten hemel na de nacht van de vergetelheid. De vergetelheid is een facet van het Egyptische gebed, van het hongeren en minderen, want er is zoveel valse kennis die weer vergeten moet worden. De mens moet ook drastisch ontschoold worden in een heleboel dingen. Liefde, hob in het Aramees, komt van het Egyptische aab, hab, wat ook het hongeren en minderen betekent, en het voleindigen. Er is dus geen voleindiging zonder mindering. In het minderen is de voleindiging. Aab is ook het merkteken van de wildernis godin, Set. Mer is een ander Egyptisch woord voor liefde, wat ook hongeren betekent en verbod. De Aramese wildernis god(in) van het OT is Maria, Mar, Mer, en zij is in het NT de moeder van Jezus. Mozes leidde het volk tot deze godin in de wildernis, de godin van het hongeren. Zij werd in de Egyptologie ook uitgebeeld als een heilige slang, het heilige touw, wat Mozes ook opstelde in de woestijn. Mozes was diep ingewijd in de Egyptologie. Mer staat ook weer voor de heilige gebondenheid en de opening van de zintuigen. Jezus is een beeld van de wedergeboorte, en die kan dus alleen plaatsvinden in de godin van honger, Mer, Meri. Dit komt voort vanuit het voortijdse Afrikaanse 'namerie', de natuurstof van het oer. Mer of Meri is in de Egyptologie ook een naam voor Isis, Aset, Set, als de wildernis godin. Zij beeldt ook het touw uit, zoals Jezus in de wildernis tot het touw kwam in de zin dat hij sprak dat hij zonder God niets kon doen of zeggen. Ook het volk Israel kwam tot het touw in de wildernis, voorgesteld door een slang. Dit laat in de Egyptologie de brug zien tussen hemel en aarde. In de Egyptische context bidt Paulus dus dat de honger, het minderen, overvloedig mag worden, opdat het de hemelse natuur kennis zou voortbrengen die de menselijke natuur zou overweldigen en innemen. 1:10 - om afgezonderd te zijn en te onderscheiden, waarop het aankomt. Dan zult gij rein en onberispelijk zijn.
914 Online Touch Home