137

medicijn diende als het temmen van het volk. Van Leeuwen stelt dat het kennen van God niet zomaar verstandskennis is, niet slechts een theoretisch weten, maar een hartskennis die verstaat. We kunnen stellen dat het hier om demonologische kennis gaat. Van Leeuwen stelt dat de ware kennis van God in één adem genoemd wordt met de vreze des heeren. Er kan al snel een enorme kloof komen tussen het gebruik van het woordje god en het woordje gnosis, en wat is er ook veel religieuze angst en mensenvrees over wat mensen hebben gezegd, en daar wordt je als kind mee geprogrammeerd. In het gebruik van het woordje god moeten we heel voorzichtig zijn. Het mag niet zomaar te pas en te onpas gebruikt worden, ook omdat het maar al te snel door traditionele overlevering wordt losgekoppeld van gnosis. Een woord wat deze twee verbindt is Godsis. Gnosis kan zich personificeren als god, als metafoor, als iets in onszelf, maar als gnosis wordt losgekoppeld van god dan kan het ook snel weer clinisch en steriel worden. Het zijn maar woorden, en woorden kunnen misbruikt worden. We moeten daarom naderen tot Godsis, waar gnosis en god elkaar kruizen. Hoofdstuk 10. de strijd om het markermeer – nederland, het land zonder leger en de wijzen uit het westen Hosea 4:5 – Gij zult struikelen bij dag, en met u zal ook de profeet struikelen bij nacht, en verdelgen zal Ik uw moeder. Van Leeuwen stelt in zijn commentaar de vraag : Wie bedoelt Hosea met deze moeder ? Is dat een moeder van een priester, of bedoelt hij het figuurlijk als de leiding van de israelitische gemeente ? Van Leeuwen overweegt dat het om een clan gaat, een familie, n.a.v. de grondtekst. Het oordeel luidt dan : 'Ik zal uw families, of priesterclans, doen omkomen.' De reden hiervan is omdat er een gebrek aan kennis is, aan da'at. Deze families hebben dus de studie van het hogere wederstaan, en hebben aards en vleselijk geleefd, in vormendienst. Van Leeuwen stelt dat de eigenlijke schuld bij de priesters ligt die het niet hebben onderwezen. Zij hadden moeten waken over de kennis, maar hebben dit niet gedaan. Wie zijn deze priesters ? Van Leeuwen stelt dat ze willens en wetens de da'at, de godskennis, hebben versmaad of verworpen en hebben vergeten, overgeslagen. Het onderricht hierover ontbrak. Van Leeuwen geeft als definitie van da'at elohim, oftewel de godskennis : 'het vertrouwd zijn met en het kennen van God's openbaring.' Het niet-kennen van God in die zin is een schuldige onwetendheid, omdat het berust op het 'verwaarlozen, het niet-erkennen, van de geschonken openbaring. (p. 97-98) Wordt het ons duidelijker ? We hebben het dan over de anti-charismatische hoek van de afgeweken reformatorische beweging, en over de psychiatrie, die op veel punten met elkaar samenwerken om de geestelijke gaven te bespotten. 12 Mijn volk raadpleegt zijn hout, en zijn staf moet het voorlichten. Want een geest van ontucht doet hen dwalen, zodat zij zich in ontucht aan hun God onttrekken. Van Leeuwen noemt het het ondervragen van een dood stuk hout, om de toekomst te weten te komen of om zich te laten raden voor het nemen van beslissingen. We kunnen stellen dat het hier om papier gaat. De klinische afgeweken reformatorische theologie laat zich leiden door het dode

138 Online Touch Home


You need flash player to view this online publication