143

komen tot innerlijke vrijheid. Het gaat om een jeugd beweging. De westerse beschaving moest eraan gaan. Ook zijn visioen sloeg in als een bom. Het was geen fantasie, maar een andere werkelijkheid, wat ook tot de kleinste details is uitgekomen. We zien nog de echte natuurjongens die ontladen en niet alle aandacht en energie naar zich opzuigen om zichzelf op te blazen zoals vandaag de dag veelal gebeurd. Deze jongens voelden zich niet meer thuis in de maatschappij, en rebelleerden ertegen, schopten tegen alles aan, en hielden zich vast aan hun dromen die grenzen doorbraken. Ze waren niet zoals de ander, maar hadden hun eigen wereld. En ze waren jong, niet met pensioen gegaan. Ze waren levendig, zoekende naar een uitweg, alhoewel ze er daardoor dwars doorheen moesten, maar zo wel een spoor van bloed achterlieten. Ja, het is gewelddadig, omdat dit de demonologie is en de reformatie, maar het is iets geestelijks, iets onderscheidend, iets filterend. Heb je genoeg filters voordat je iets aanneemt en voordat je iets zegt of geeft, of neem je alles maar klakkeloos aan ? De wilde jongens hadden de oude vastgegroeide ordes opengebroken en kwamen tot de Egyptische goden, tot het verborgene (Amen), de oorspronkelijke metaforische fundamenten. Ze lieten zich niet terugfluiten maar gingen de oorlog aan. Ze waren van het verzet. 1988 was het jaar waarin ik alhoewel ik nog op het VWO zat al zoveel met mijn vervolgstudie bezig was van het pastoraat en de demonologie, dat ik bleef zitten. Ik wilde niet meer leren wat anderen zeiden dat ik moest leren. Godsis (god+gnosis) riep mij. Ik was 'a wild boy'. Die strijd heeft lang geduurd, en toen ging ik uiteindelijk met een HAVO diploma naar de vervolg opleiding. En ik bleef een wilde jongen, want toen veranderde ik ook nog van richting. Ik groeide namelijk door. 1988 is het jaar van grote rebellie naar het systeem. In 1990 ging ik op kamers wonen, intern bij mijn vervolgopleiding, en 1992 verliet ik definitief het ouderlijk huis, en trouwde ik. 1988, het visioen van de wilde jongens, zou altijd in me blijven, als antistof tegen 1984. Deze jongens waren van de natuur, waren niet bang voor wat vuil of voor lompen. In de 80-er jaren kwam er een beweging op met gescheurde kleren als teken van rebellie, zoals ook het boek had voorspeld. Dat kon je gewoon in de winkel kopen, of je kon het zelf maken door wat scheuren. Het liet alles meer ademen. De school uniformen gingen uit. Vuile vlekken, ook bijvoorbeeld urine plekken, bleken als je dichterbij kwam visioenen te zijn van andere werelden. Je ging er hele andere dingen in zien. Zulke dromen heb ik ook gehad. Ze dealen in wapens en drugs, oftewel demonologie en profetologie, en ze hebben geestelijke wonden en littekens (kruisologie). Velen zijn naakt en dragen schaamdoekjes (beeld van het natuurvolk), en enkelen zijn zelfs helemaal naakt (niets tussen jou en de natuur), en ze hebben lange messen. Ze staan daar niet volgevreten, maar zijn uitgehongerd. Ze verkopen zich niet als pizza's en broodjes hamburger of worst aan de overconsumerende samenleving, maar komen in een offensief. Ze willen geen verbonden sluiten. Het is oorlog. Sommigen hebben zweren die zich door hun vlees helemaal een weg tot het bot hebben gevreten. Er is de geur van ether en verband, bloed. Als ze krabben verspreiden ze de zweren alleen maar verder. Burroughs stelt dat het nooit de bedoeling was dat iemand het onuitsprekelijke kwaad van deze plek leerde kennen en zou kunnen navertellen. Zelfmoord is de enige ontsnappingsmogelijkheid, oftewel het doden van het vlees, van het ego, want het visioen is symbolisch. Denk ook aan ons artikel 'het leger van zelfmoordenaars' uit ons tijdschrift 'De Orkaan – apostolisch front-nieuws', 1996, wat ook over deze wilde jongens gaat : 'Het leger van zelfmoordenaars Het leger van zelfmoordenaars, het leger van tranen. Komende van boven, vanuit de pijn van Gods hart. Het leger van zelfmoordenaars, komende van boven. Mensen schudden het hoofd. Weer zo'n groep extremelingen. Mensen lachen erom en leven verder. Het leger van zelfmoordenaars, nog weinig vruchten, maar onder de grond sterk geworteld en daarom voorbeschikt om eeuwige vruchten te dragen.

144 Online Touch Home


You need flash player to view this online publication