199

door een opzettelijk voornemen noch door onachtzaamheid iemands leven oflichaam kwetst, door wie wij niet gekwetst zijn, tenzijGod het gebiedt. Of: Het is een deugd, die alle kwetsingen van ons leven of van dat van onze naaste voorkomt, die of met geweld, of door bedrog of door onachtzaamheid geschieden, Lev. 34 : 17, Ex. 21: 21. Deze deugd wordt in de woorden van het gebod „Gij zult niet doodslaan”uitgedrukt. Hiermee strijden, en worden in dit gebod verboden: 1. Alle kwetsing van ons leven, of van dat van onze naaste, die of moedwillig,of uit onachtzaamheid, in strijd met de wetten, plaatsheeft. 2. Slapheid, wanneer niet gekwetst of gestraft wordendegenen, die behoren gestraft te werden door hen, wier ambt het is. (...) Hiermee is (verder) in strijd: Zachtheid, wanneer men niet boos wordt om zeer grote verongelijking, en die niet straft, of, wanneer men bij het bestraffen veel te zacht is.' Gebrek aan tucht is dus een vorm van doodslag, wat als wortel de desertie heeft, de spijbelzucht. Valse scholen worden dus gebouwd op een fundament van doodslag en zelfmoord. Ook een gebrek aan boosheid hebben over onrecht, oftewel onverschilligheid, is dus een vorm van doodslag, zoals Ursinus stelt. Verder noemt hij als in strijd met het zesde gebod : '1. Wreedheid, en een onrechtvaardige gestrengheid of een onmatige strafheid. 2. Te grote zachtheid of slapheid, wanneer iemand niet bewogen wordt door de dingen, waardoor hij om zijns ambts wil behóórt bewogen te worden. 3. Aanzien des persoons.' Verder noemt hij als strijdig met dit gebod : 'In oneerlijke dingen iemand ter wille zijn.' Dit zijn dus allemaal vormen van doodslag. Verder noemt hij als strijdig : '1. Vreesachtigheid of kleinmoedigheid, wanneer men geen noodzakelijke gevaren durft doorstaan. 2. Roekeloosheid, wanneer men bepaalde onnodige gevaren aandurft.' Verder noemt hij als strijdig : 'Eigenliefde, met verachting of verwaarlozing van de naaste, en het bewijs daarvan.' Ook egoïsme is dus een vorm van doodslag. Verder : '1. Dat men zich over andermans kwaad of ongeluk verblijdt. 2. Dat men geen aandoeningen medelijden heeft.' Verder : 'Lichtvaardig vriendschap maken en verbreken, en pluimstrijken.' Vermeer (Utrecht, 1696-1745) stelt dat deze doodslag niet alleen voor de doodslag van het lichaam geldt, maar ook van de ziel. Vermeer stelt : 'Hier wordt verboden het doodslaan van mensen naar het lichaam, zonder enig onderscheid van godsdienst, ouderdom, geslacht, volk, staat enz., met een kwaad opzet, uit boosheid, of uit lichtvaardigheid. Hier wordt dus verboden het lichaam eens mensen zo te mishandelen, dat de ziel er niet langer in blijven kan, of dit dan onszelf of onze naasten betreft. En ook onverschillig op welke wijze dit geschiedt, door onszelf en onze achteloosheid, of door anderen, en ook door dit niet, waar het ons mogelijk is, te verhinderen. (…) Of het nu geschiedt met gedachten, gebaren, woorden, of zich onnodig in gevaar begeven, of wel door daden, kwetsingen enz. De wet is toch geestelijk (Rom. 7:14) en het gebod is zeer wijd (Psalm 119:96). Hier merken wij ook bij op dat uit dit alles volgt dat ook verboden is het doden van onszelf of van onze naasten naar de ziel. Want hoeveel verschrikkelijker moet het nog zijn een oorzaak te zijn van eigen geestelijke dood of van die des naasten.' Vermeer offert ook een medicijn : 1. Hebt u lust tot doodslaan zonder u schuldig te maken? Leg dan uw hand en al uw macht aan de oude mens, die verdorven wordt door de begeerlijkheid der verleiding. Ziet dat u hem vervolgt met een dodelijke haat. Want het is de moordenaar van uw ziel, en ook menigmaal van uw gestalte, van het nieuwe schepsel. 2. En zie dan dat gij daarmede aan het kruis komt, (…) “het vlees gekruist met de begeerlijkheden.” O vrienden, deze doodslag zal u ruimte geven. Ja hoe meer voedsel gij aan die oude aan het kruis hangende mens onttrekt, hoe eerder hij zal sterven. Hij moet toch doodgehongerd worden. (…) De ouden gebruikten wel het spreekwoord: Wij mogen geen mens, die onze naaste is, doden. Maar onze oude mens, die ons nog nader is, moeten wij doden. (…) O vrienden, al zouden het zelfs de liefste boezemzonden zijn, al is het dan het eigen en alle verkeerde eigenliefde. Daarom roep met

200 Online Touch Home


You need flash player to view this online publication