201

Hoofdstuk 31. zondag 41-45 : zowel progressief als regressief – het hoe, waarom en wat van gebed zondag 41 Vraag 108: Wat leert ons het zevende gebod? Antwoord: Dat alle onzedelijkheid door God vervloekt is en dat wij daarom, door er een hartgrondige afkeer van te hebben, eerbaar en ingetogen leven, hetzij in de heilige huwelijkse staat of daarbuiten. Vraag 109: Verbiedt God in dit gebod niet meer dan echtbreken en soortgelijke schandelijkheden? Antwoord: Daar ons lichaam en onze ziel tempels van de Heilige Geest zijn, wil Hij dat wij die beide zuiver en heilig bewaren. Daarom verbiedt Hij alle onzedelijke daden, gebaren, woorden, gedachten, begeerten en wat de mens daartoe kan verleiden. Wat betekent het ? Rothuizen (1926-1988) stelt in zijn verklaring van de catechismus (Allemaal Zondagen, 1959) dat echtbreuk ook geestelijk plaatsvindt daar waar man en vrouw elkaar overvragen. Hij stelt dat de mens dikwijls veel meer verlangd van de ander dan God van de ander verlangt. Het is een prachtig commentaar. Hij stelt : 'Als het huwelijk nu iets van God mag uitdrukken dan wel dit, dat de minste de meeste is en dat een kruis ons niet onbekend mag voorkomen en dat het er niet om gaat te winnen, wat er te winnen is, maar te redden wat er te redden valt. Wie hier verwerpt kan wel eens Hem verwerpen die op Golgotha het onmogelijke voor ons heeft mogelijk gemaakt.' Ook zegt hij dat het huwelijk een slagveld is, een zaak van leven of dood, en dat wat God heeft samengevoegd mag niet gescheiden worden. Dit vergeestelijkt hij als een relatie tussen God en mens. Teveel liefde is dan ook weer te weinig liefde. De man groeit dan wel in lengte, maar blijft met hetzelfde lichaam als in zijn jeugd, terwijl de vrouw borsten ontwikkeld en welvingen om haar klaar te maken voor het zogen van kinderen. De man die gewoon gelijk blijft, alhoewel wel wat hariger wordt naarmate hij ouder wordt, of juist ook weer haar verliest, is een beeld van de natuurlijke soberheid van de mens, leren leven met het minste. Dat is ook daadwerkelijk zijn vruchtbaarheid waarmee hij de vrouw kan bevruchten, iets wat een vrouw dan weer niet heeft. Daarom horen zij tezamen, maar dit is slechts een metafoor die zich in de mens bevindt. Zij begrijpen beiden dat minder meer is, niet werelds leven, maar sober, en dus hemels, terwijl de vrouw de voedster is. Door het minderen sterft de man aan zichzelf en komt zo in een andere abstracte werkelijkheid, die van de vrouw, want wat de vrouw hem voedt is het Woord, de kennis, en dus de honger, oftewel het minderen, de soberheid. Een bepaalde tante die ik bijna niet zag hield altijd mijn oom in de gaten. Die oom mocht op feestjes eigenlijk niks eten. Nee, dat mocht mijn oom niet van mijn tante, anders zou hij dik worden. Ze zorgde er dus goed voor dat hij in zijn jeugdige lichaam bleef, en daar gaat het metaforisch om. Dat moet met alle dingen zo

202 Online Touch Home


You need flash player to view this online publication