24

Hoofdstuk 10. Calvijn over Ezechiel, Jeremia, en Jesaja Want het leven van kinderen is toch niks waard, dus maar witte plastic in hun botten donderen, denkt de tandarts, wat op hetzelfde niveau is als het chinese voetbinden wat vele eeuwen lang in stand werd gehouden. Dit is niet waar het kind om vraagt, maar wordt gedwongen. De mens is onder zware hypnose. Op scholen moeten de kinderen ook verplicht de meest domme onzin leren. Het menselijk geslacht is behekst. Het is nog erger dan zomaar reclame, want het wordt de mens opgedrongen. Eens zullen ze voor God's troon moeten verschijnen voor hun misdaden. Het lichaam is de tempel van God, ook een kinderlichaam, maar de afgoden worden onder dwang in het kind geplaatst. Het is tempelontwijding, een verkrachting van de natuur. Er is een dag tegen alles wat hoogmoedig is en trots. Ook in de theologische wereld is het geen koek en ei. Van Jezus hebben ze een afgod gemaakt, en dat wordt ook gedwongen, terwijl het gewoon een bepaalde taal is, en het is goed om er iets vanaf te weten, zonder in allerlei terroristisch extremisme te vallen. Ook is er helaas een criminele hoek in de theologie, maar dat is eigenlijk met alles zo. Hoe dan ook blijft theologie een interessant onderwerp, en is het altijd mijn vak geweest. Het is belangrijk te zien hoe de medeklinkers codes doorlopen via de etymologie terug tot de voortijden, door de Calvijn codes. De bijbel en Calvijn letterlijk lezen of symbolisch, abstract en in code is nogal een groot verschil. Calvijn moet dus herzien worden en op code geschat, anders gaat de wereld eraan door deze bom. Om tot de andere wereld te komen moet de mens ook cryptosofisch leren denken, om de oude programmeringen te verbreken en te vervangen. De vijand programmeert namelijk door taal. Calvijn stelt in zijn commentaar op Ezechiel 20 dat de goddelozen verschillende wijzen van geloof hebben, maar dat ze geen rekening houden met God. De mens kan God niet aanbidden buiten de leer van God om, oftewel het onderwijs, de kennis. De mens moet God dus leren kennen en niet bazelen over geloven. Calvijn strijdt op vele punten tegen geloof. Het moet van boven komen, niet door het vleselijke. Ook als de mens offert vanuit het vlees worden de offers afgewezen. Natuurlijk is dat symbolisch. Het menselijke mag geen inmeng hebben. Het moet van boven komen. Calvijn noemt het vleselijke offeren ijdele verbeelding, die herkend kan worden aan halfhartigheid. Halve offers en halve aanbidding worden afgewezen. Aanbidding is iets metaforisch. De ware aanbidding is de gehoorzaamheid aan de hogere kennis. Hoe bedrieglijk is het als je zomaar een ander wezen letterlijk gaat aanbidden, terwijl je niet de hogere principes hanteert, want dan is het slechts luie projectie. Dat is wat de lofprijs van de mens vaak waard is. Deze lofprijs is van het vlees. De mens moet allereerst tot stilte komen en leren luisteren. De mens moet dus eerst de ballingschap tot de kennis ingaan, waarvan Juda een beeld is, zoals Calvijn stelt dat Juda een plaats van ballingschap is. En Juda is een beeld van de fallus in de wortels (yad). De fallus is een beeld van het natuur spasme, het niet leven vanuit het directe van de eigen wil en controle, maar vanuit de natuur controle. Zo moet de mens dus ook komen tot het natuurspasme van de hersenen. Calvijn stelde dat de kracht van boven alleen kon komen als de gevangenschap bitter zou zijn. Ik moet dan ook denken aan Job die niet de geest moest ontvangen, maar de bitterheid van de ziel (9:18 ; 10:1). Calvijn stelt dat Ezechiel gekomen was om bijgeloof te bestrijden wat van geslacht tot geslacht werd overgeleverd. Ezechiel, yecheskel, met de S-L wortel, in de voortijd Aso-Halal, oftewel het

25 Online Touch Home


You need flash player to view this online publication