25

opgevoed worden tot grens-gevoeligheid. Jeremia, oftewel Oru-ma, de wet (ma, egyptisch) van het kruis (oru, voortijds), werd volgens Calvijn opgesteld om vijfendertig jaren lang te roepen tot een volk van doven en krankzinnigen, en wat een groot kruis was, en toen werd Ezechiel als zijn opvolger aangesteld, in de Babylonische ballingschap. Dit stelt Calvijn in zijn commentaar op Ezechiel 1. Calvijn stelt dat Ezechiel net als Jeremia was uitgezonden tot een bijgelovig volk wat besmet was met hebzucht en een hang naar luxe. Het was een verdorven volk. Calvijn stelt terecht dat Jeremia en Ezechiel tot het hardnekkige volk moesten blijven dreigen, maar dat alle dreigementen ijdel zijn als er geen uitzicht en inzicht wordt geboden. Het dreigen moet doel hebben, en mag alleen toegepast worden in de context van onderwijs. Daarom is orthodox calvinisme al in zichzelf onzin en ijdel, omdat ze dreigen met letterlijke eeuwige verdoemenis. Wij prediken daardoor het natuur calvinisme, oftewel het symbolische calvinisme, wat hard nodig is in deze starre dagen van extreem en crimineel geworden orthodoxieën. In die zin heb ik dus een haat-liefde verhouding met de leringen van Calvijn. En dat moet ook wel. Er moet blijven gezegd worden dat ironisch gezien Calvijn zich niet aan zijn eigen leer hield. Het steeg boven hem uit. Hij had een hemel te verkondigen, maar verletterlijkte het teveel, wat dus alleen heilzaam kan zijn in symbolische zin. Een symbolische Calvijn, daar gaan wij voor. In Ezechiel 1 ziet Ezechiel een hemels verschijnsel met wielen vol ogen. Het is volgens Calvijn een tegenstelling tot de stad waarin de mens blindelings het fortuin volgt en daardoor overhaast wordt voortgedreven, terwijl de hemel daar is waar er alertheid is (ogen) en daardoor alles wordt bewogen (wielen). De mens wordt zo afgeleid door personen en persoonsverheerlijking, persoonsbehaging, dat de mens moet terugkeren tot het niemand-bewustzijn. Het persoonlijke is slechts een metafoor. Er is helemaal niets. Iemanden zijn illusies. Ik had een droom over de stenen die Calvijn had geroofd. In die stenen waren werelden. Het waren bruine stenen, grote stenen, in een onderaards grottengebied. Hier woonden de voortijdse natuurvolkeren. Het gebied moest opnieuw ingenomen worden, opnieuw gekend worden. Dit gebeurde vannacht in een droom, dat er een tunnel tot deze ruimte werd geopend, en de rovers die dit gebied waren binnengetrokken moesten weer vertrekken. Het ging om stenen die lenzen waren, natuurlenzen, bruin in allerlei tinten, ook gelig hier en daar, maar altijd in een bruine context, als natuurkleur. In zijn commentaar op Jesaja 66 stelt Calvijn dat de mens is ingenomen en opgeblazen door ijdel vertrouwen en zelfvleierij. Hij stelt dat dit duivels is en vervloekt, en dat ze zo God bespotten. Ze hebben god vervangen door een afgod. Ik werd zwaar aangevallen toen ik met het commentaar van Calvijn op Jesaja bezig ging. Dat begon al met Jesaja 1, en toen ben ik maar eerst naar Jesaja 66 gegaan, maar daar werden even later de aanvallen ook zo sterk dat ik op de bank ben gaan zitten, en toen eerst van een afstand profetisch ben gaan bidden over alle hoofdstukken, tellend van 66 tot terug. Toen ik bij hoofdstuk 60 was aangekomen zag ik in een visioen een stel criminelen, rovers, theologische rovers, van Calvijn zelf, die vanuit de hoogte naar beneden keken, om een soort put heen. Ze hadden donkere, zwarte klederen aan, met mutsen. Ik zag toen dat hier de roversgeesten van Calvijn zich schuilhielden, en ben toen naar dit hoofdstuk, hoofdstuk 60, gegaan. Het ging over de 'God alleen' leer. Dat kan natuurlijk al snel misgaan, want dan kan er al snel gesteld worden dat alles van genade afhangt, maar ik zou het dus symbolisch zo interpreteren dat een mens alleen tot God kan komen als hij zichzelf in het God alleen principe verliest en komt tot zijn hogere zelf, dus het is wel degelijk afhankelijk van zijn eigen keuze, maar die keuze moet dus gelijkworden met de goddelijke keuze, anders heeft het geen zin. Het gaat dus om waar God en mens elkaar kruizen. God is slechts een principe. Het is dus niet zomaar een geschenk, of iets wat je kunt roven. De mens moet het zelf worden, zelf zijn, anders heeft het allemaal geen zin en is het slechts projectie. God en mens zijn dus in de mens zelf, als onderdelen van de mens, waarin de mens het kanaal is. Het

26 Online Touch Home


You need flash player to view this online publication