277

Hoofdstuk 46. vers voor vers : psalm 13-15 – de gave van droom-interpretatie Psalm 13 1Voor de koorleider. Een psalm van David. Hier is David al in Getsemane, in de hongerwildernis. 2 Hoelang, Here? Zult Gij mij voortdurend vergeten? Hoelang zult Gij uw aangezicht voor mij verbergen? Hij moet de leegte in, de aardse banden zijn losgesneden. Hij is een wees. 3 Hoelang zal ik plannen koesteren in mijn ziel, kommer hebben in mijn hart, dag aan dag? Hoelang zal mijn vijand zich boven mij verheffen? Er lijkt geen einde aan te komen. Hij moet leren volharden, om het eeuwigheidsbesef op te wekken wat nodig is om in het bestaan te overleven. Dit komt alleen door volharding. 4 Aanschouw toch, antwoord mij, Here, mijn God! Verlicht mijn ogen, opdat ik niet inslape ten dode; Er is niemand bij hem, zijn naasten lijken te slapen of hebben hem verlaten. 5 opdat mijn vijand niet zegge: Ik heb hem overmocht; opdat mijn tegenstanders niet juichen, wanneer ik wankel. Het hongermes snijdt vleselijke families uiteen, opdat de hogere dingen gezien zullen worden. Een heleboel mensen hebben niet door dat hun familie hen tegenhoudt om in te gaan. Ware families zijn van binnen, en worden door de gnosis gelegd, van hart tot hart, niet door het aardse. Dit zijn de gebieden buiten het paradijs. 6 Ik echter vertrouw op uw goedertierenheid, over uw verlossing juicht mijn hart. Ik wil de Here zingen, omdat Hij mij heeft welgedaan. Er is altijd een andere kant van het verhaal, en ergens kruizen ze, zoals een stilstaande klok ook tweemaal per dag de juiste tijd aangeeft. De tegenstelling die getoond wordt in psalm 1 is een beeld van de vruchtbaarheid. Hier gaat de psalmist doorheen. Het verscheurd hem, maar hij moet wel. Waar kan hij anders naartoe ? Het hongermes gaat overal doorheen, en begint in zijn eigen hart. Psalm 14 1 Voor de koorleider. Van David. De dwaas zegt in zijn hart:

278 Online Touch Home


You need flash player to view this online publication