haarzelf door haar grootte, wat een beeld is van de context, het overzicht, het volkomene. De goddelozen sterven af in het uur van haar voeten, stelt vers 17. Dit uur zal ervoor zorgen dat ze niet meer opstaan, zoals vers 18 laat zien. Zij zinken weg in de oceanen van vuur stelt vers 19. Zo zal het gouden kalf en de gouden wilde stier omgesmolten worden. Zij versiert de heiligen met haar woord. Psalm 2 van de Jana van de bilha stelt dan dat de mens aan zichzelf afsterft door 'niet mijn wil geschiede, maar uw wil geschiede.' hoofdstuk 20. het hindoeïsme : de religie van de territoriale oorlogsvoering – de vedische sleutel tot psalm 1 Israelitische psalm 1 : 6 want de Here kent de weg der rechtvaardigen, maar de weg der goddelozen vergaat. In het Aramees : de Here kent de weg der rechtvaardigen sexueel (yada), woont samen met de rechtvaardigen, al dan niet getrouwd. De Veda's zijn een heleboel boeken met psalmen. Deze psalmenboeken zijn ook weer onderverdeeld in vier hoofdboeken. In de Yayur Veda, in de eerste kanda (hoofdstuk), de eerste prapathaka, les, de eerste psalm zien we net als in de eerste israelitische psalm de winden toenaderen. 'jullie zijn winden, jullie naderen toe', en in de israelitische psalm verstrooien zij de goddelozen, het kaf : 4 Niet alzo de goddelozen: die toch zijn als kaf dat de wind verstrooit. 5 Daarom houden de goddelozen geen stand in het gericht, noch de zondaars in de vergadering der rechtvaardigen, En daardoor vergaan hun wegen (vers 6). De winden nemen degenen die zichzelf hebben geofferd op, en geven richting, onderscheiding en exegese. Ze zijn vol van melk, stelt deze indische psalm. Dan staat er : Laat de dieven en werkers van het kwaad je niet leiden, wat ook weer terugkomt in de eerste israelitische psalm. Er wordt in de indische psalm opgeroepen te zijn met de heer van het vee. Het vee, als beeld van het vlees, van het kwaad, moet geofferd worden, en de psalmist wordt opgeroepen niet het vee, het vleselijke, te beschermen tegen het offeren. In de israelitische psalm 1 moet de boom op zijn tijd zijn vrucht geven, en zijn zaad. In de eerste psalm van de tweede les vraagt het water of zij hem voor altijd nat mag houden, dat zij altijd aan elkaar verbonden zijn, wat ook terugkomt in de eerste israelitische psalm als de boom geplant aan waterstromen die zo vruchtbaar kan zijn en zo zijn vrucht en zaad kan geven. Er moet dus wel een verbinding zijn tussen de rivier en de boom. Deze indische psalm noemt de wateren 'moeders', en alles zal zo gelukken, zo als ook de israelitische psalm stelt. Deze wateren beschermen het profetische oog. Het is als melk. Zij dragen de ware symbolische leer van het offeren. Oorlog en
345 Online Touch Home