46

Het is belangrijk terug te keren naar de bron voor de missing links. Ook wanneer het aankomt op de Jehovah's getuigen (JG's). Terug naar wat ze oorspronkelijk hadden ontvangen. In de WT van februari 1880 is er een artikel van de pentateuch, over de schaduwen ervan. De mens staat niet op zichzelf maar is onderdeel ergens van. Het artikel stelt dat de pentateuch heel gedetaileerd is, maar niet omdat er ook maar iets goeds in was. Het was slechts een schaduw. De WT stelt dat het zinnebeelden zijn van de realiteit. Dat geldt dan ook voor de offerdienst. Het was niet letterlijk, maar symbolisch. De kleur van het bloed is de meest eeuwige, stelt de WT. Het was een beeld van de vernietiging van het vleselijke. Calvijn stelt dat sommigen beweerden dat er koppen werden afgehakt in de grondtekst. We kunnen stellen dat dit een beeld is van de besnijdenis. (Leviticus 1) Calvijn stelt dat de offerdienst erop wijst dat onze woorden een zuiver offer moeten zijn, dus dat wij hemelse woorden spreken. Het is de vrucht van de lippen. De WT van maart 1880 stelt dat de offerdienst ook allegorisch is voor het lijden wat tot de volle maat moet komen om tot God te kunnen komen. Het lijden moet namelijk op hetzelfde niveau komen als dat van de gekruisigde. Degene die dit niet hoort zal afgesneden worden. Ook Calvijn stelt dat het het lijden van de mens uitbeeldt om de mens geduld te leren. Ook was het volgens Calvijn om de overmoed te beteugelen. Het bleef zich maar herhalen en ging door tot in de kleinste details omdat het een hogere betekenis had, stelt Calvijn. We kunnen stellen dat juist dit de mens grens gevoelig zou maken. Calvijn stelt dat God telkens weer het vet opeist en beveelt het te verbranden. Dit is om de mens tot matigheid te gewennen stelt Calvijn. Calvijn stelde dat sommigen in zijn tijd ook stelden dat de offerdienst gewoon een beeld is van het afsterven van het vleselijke, en hij stelde ook dat de offerdienst geen enkele betekenis op zichzelf heeft, maar dat het moest wijzen op de voorwaarden om tot God te kunnen komen, dat er een prijs betaald moest worden. Het vlees moet gekruisigd worden stelt de WT, en daarom wordt de mens ook vervolgd. De offerdienst is ook een beeld van de vervolging. In de uitleg van Leviticus 2 van maart 1880 stelt de WT dat de offerdienst ook een beeld is van het doen van de hemelse wil, waarvan we weten dat dit kennis is. Omdat de offerdienst zo diep gaat en zo grondig is, is dit volgens de WT een beeld van het voleindigen van de hemelse wil, oftewel van de kennis. Deze offerdienst ging diep en was een kwelling : Psalm 22 15 Als water ben ik uitgestort en al mijn beenderen zijn ontwricht; mijn hart is geworden als was, het is gesmolten in mijn binnenste; 16 verdroogd als een scherf is mijn kracht, mijn tong kleeft aan mijn gehemelte; in het stof des doods legt Gij mij neer. Tot het punt dat de Psalmist uitriep : Mijn god mijn god, waarom hebt gij mij verlaten. De offers mochten niet verzoet worden met honing. De mens mag zichzelf niet behagen, stelt de WT. Er moest zout gaan in de wonde. Het lijden mag niet voortijdig afgebroken of verzoet worden. De dood aan het vlees moet geheel intreden.

47 Online Touch Home


You need flash player to view this online publication