576

hoofdstuk 36 theognosische exegese van abadja Het volk Edom, het volk van Ezau, greep graag naar de wapenen. Dat klinkt ook nog niet zo gek wetende dat Edom komt van het hebreeuwse wortelwoord 'dam', d'm, bloed. Abadja heeft er heel wat mee te stellen, met dit volk. Het boek Bdj (Vetjah, abadjah) wijst terug naar de egyptische boete wortel. J. Overduin (1902-1983) zegt hierover in de serie de bijbel toegelicht voor het nederlandse volk dat het boek over de strijd gaat tussen Edom (duivel) en Juda (Christus), en dat de haat van Edom heel diep lag. Edom was een zeer oorlogszuchtig volk stelde deze predikant. Het volk Edom wilde liever vechten dan toegeven (vgl. Petrus). Het voelde zich sterk in berglandschap. De haat zat zo diep dat Edom altijd wanneer het kon het volk Juda wilde teisteren en treiteren. Het volk Edom had uitbundig plezier in de smaad van het volk Juda en in de nederlagen ervan, leedvermaak dus. De predikant haalt dan Amos aan die aantoont dat Edom ervoor gezorgd had dat het volk elk medegevoel en medelijden had verloren, elke empathie. Edom's toorn en plaag was voor eeuwig. Ze hielden maar niet op. Ze volhardden in het kwaad. Altijd maar weer loerde Edom op het volk Israel, om het volk Israel in een valstrik te laten lopen. De predikant stelt dat het de strijd is tussen de duivel en Christus, en dat begon al met Jakob tegen Ezau, en toen dus Edom tegen Israel en Juda. En de profeet Abadja staat midden in deze strijd. De predikant stelt dat het aanleiden tot het optreden van de profeet Abadja was : Jeruzalem werd door de Chaldeeën veroverd in 587/6 v. Chr. De Edomieten waren er toen spoedig bij om Jeruzalem mee te helpen plunderen en de weerloze vluchtelingen gevangen te nemen of te doden. We kunnen stellen dat Juda het wortelwoord 'yad' heeft wat ook het mannelijke geslachtsorgaan is, oftewel de mannelijke vruchtbaarheid, en dat de bloedzuchtige Edom de gesel is om hier richting aan te geven, als beeld van de vagina waarin het vlees moet sterven, zijn zaad moet geven. Oorspronkelijk was de duivel aangesteld als een beproever, en in zowel israel als egypte speelde de duivel dus een dubbelrol. De duivel was niet per definitie slecht, maar kon ook goed zijn. J. Overduin stelt in zijn commentaar op Abadja dat de Edomieten in de gesteentes van het hoogland woonden waardoor ze een natuurlijke veiligheid hadden en moeilijk te bereiken waren in hun hoofdstad Sela, wat in het Grieks Petra heette (vgl. Petrus, de steen waarop de gemeente is gebouwd). Vandaar dat de Edomieten zeiden : 'Wie kan ons van onze hoogte neerstorten ?' J. Overduin stelt : 'Zo ijverig waren de Edomieten in het helpen van de vijanden van Juda, dat zij weerloze vluchtelingen op de wegkruizingen waarlangs de vluchtenden trokken, opvingen en doodden of als gevangenen aan de vijand uitleverden. We kunnen hierbij stellen dat we toch niet eenzijdig met dit verhaal mogen omgaan, want vers 6 zegt : Hoe zijn Esau's goederen nagespeurd, zijn verborgen schatten opgezocht. J. Overduin stelt dat Edom had meegedaan aan de gruwelijke drinkgelagen van de vijand, op de berg Sion, om de overwinning over Juda te vieren, over de yad dus, het mannelijke vruchtbaarheidsorgaan. We kunnen stellen dat hier de kruisdood van Jezus ook over gaat. Als we het hebben over Esau's gebergte dan kunnen we ook stellen dat het hier gaat om de moederborsten. Esau, en dan vooral de stam Teman, was ook altijd een beeld van de wijsheid. Edom komt van het woord Adam, wat een paradijs woord is, en wat dus een verborgen betekenis heeft, als verbonden aan Eva die de gnosis bewaard. De Evaieten waren amazones die ook weer terugwijzen op de voortijdse Vuhieten. De Vuh zegt hierover : Obadja, oftewel Obadyah in het Hebreeuws, Abad-yah, betekent de dienstknecht van Jehovah,

577 Online Touch Home


You need flash player to view this online publication