841

De hond van vrouw Holle, Janker, ook wel genaamd Karma, is het je verplaatsen in de ander, oftewel het kruis, de put of een waterput, wat ook de betekenis is van Anubis in het Egyptisch, jn-p, jn-peh. De hond beeldt dus de waterput uit, en die put jankt als een wolf, omdat er zoveel diepte in zit, zoveel wat de mens nog niet weet en niet begrijpt. Het is een natuurverschijnsel. Die put is bodemloos en eeuwig, en ook het verschijnsel 'nooit', never, zoals neverland van Peter Pan. Nooit is een abstract iets wat ook besproken wordt in de vur. Altijd is maar een hele dunne draad. Aan het kruis, in de put, mag je deze metaforen leren kennen. De mensen weten niet wat het geblaf van honden inhoudt, maar de hond stelt het verlorene voor, het vergetene, het weggedrukte en het onderdrukte. De hond stelt de put voor, en daarom moest Odin hierin afdalen. Wat wil dit hele verhaal zeggen ? Dat je alleen maar geestelijke gaven kunt ontvangen in nuance en context. Vrouw Holle was hiervoor een spinster en weefster. De vur zegt dat het grote altijd maar een hele dunne draad over een rivier is. De mens grijpt en grijpt maar, en wil het overal en altijd. Maar het altijd is maar een hele dunne draad, zoals ook in het tweede bijbelse sprookje de driesprong de eeuwige slaap maar een heel klein spinnetje is, want de mens kan niet altijd slapen. De mens moet ook dromen. Daarom is het belangrijk tot het land van nooit te komen, opdat de mens niet teveel neemt van het altijd. Altijd is maar een dunne draad, als de draad van een spin. De mens moet dus oppassen met het begrip 'eeuwig' en zeer zeker ook het begrip 'nooit' leren kennen, wat dus beiden abstracte begrippen zijn die de mens moet leren toepassen. Wil de mens hiertoe de put in, de waterput ? Wil de mens tot vrouw Holle gaan ? Of zal de mens van vrouw Holle weghollen om zo onder de pek te komen ? In het nooitland groeien de bloemen van het altijd, en dit zijn hele tere, tedere bloemen die zomaar kunnen wegvagen. Het is slechts een droom, en de mens moet voorzichtig treden. In de waterput van de wereldboom, onderaan het kruis, moet je losraken van het valse altijd en het valse nooit van de stad. Zij gebruiken dit allemaal heel letterlijk en zij overvoeren en ontvoeren de mens. Zij zijn de ontvoerders van kinderen en dieren, en ook van vrouwen, die in de stad gefokt worden. Allemaal voor hun vlees, allemaal voor hun huid. Zij zijn diep in het broodhuisje van de heks van Hans en Grietje gekomen, waar Hans wordt vetgemest voor de heks, en waar Grietje voor de heks moet werken. In bovenstaand verhaal kunnen we ook de lijnen terugzien van Roodkapje en de wolf, die uiteindelijk leiden tot het sprookje van de put van vrouw Holle. Deze sprookjes horen dus bij elkaar en leggen elkaar uit. In de put van vrouw Holle is er een weg uit de kooien van de stad. Dit pad wordt ook in de vur besproken. 'De put van vrouw Holle, Hans,' zei Grietje tegen Hans. 'Vooruit, hollen. Zo komen we tot het nooitland, in de wereld van ijs, opdat we aan de heks kunnen ontkomen.' 'Deze heks, welke heks ?' vroeg Hans slaperig. 'Ben je het dan vergeten ?' vroeg Grietje. 'Ik weet niks meer,' zei Hans. 'Ze heeft me waarschijnlijk vergiftigd.' 'Wie ?' vroeg Grietje. 'Weet jij het dan ook niet meer ?' vroeg Hans. 'Nee,' zei Grietje. 'We zijn in een waas. Alles is zo wazig. We zijn in de put van vrouw Holle. Zij neemt ons tot haar.'

842 Online Touch Home


You need flash player to view this online publication