gevaarlijk was. Hij moest het offeren, als vuilnis beschouwen, net als Paulus, om zo verder te kunnen komen. Hij staat aan onze kant, als ingewijde in de hemelse gnosis, en wil tot de regressie behoren. Hij voelt zich in een gevangenis. Ook voor de voorouders is het dus van levensbelang het mysterie van Calvijn op te lossen. Ik zei hem dat ik hem zou helpen. Hij komt zeer krachtig door. In de dromenserie van vannacht was ik in een weiland ergens bij schuren en ik zag tussen twee schuren in het pad in het gras twee biggetjes. Ik kwam dichterbij, en zag dat de biggetjes veranderden in nertsen, maar dit waren demonische nertsen. Ze vielen mij toen aan en ik moest rennen en gelukkig kon ik wegvliegen, zoals zovaak in mijn dromen, want dat is een gave mij gegeven sinds rond mijn twintigste. Wel schoten ze toen kogels af, maar het kon me niet treffen. Het was alsof er glas was tussen hen en mij, een wand. In een kerkblad uit 1915 schreef Klaas Schilder een overdenking over Zacharia 11:9 : Wat sterft, dat sterve. Kunnen we dit samen met Zacharia en Klaas Schilder zeggen ? Wat sterft, dat sterve. Want er is zoveel wat moet sterven. Wij moeten iedere dag sterven, sterven aan onszelf. Er is zoveel wat voorbij moet gaan, zoveel wat verdiept moet worden, wat als zaad in de grond moet sterven. Dat is ons offer. Wij moeten niet blijven stilstaan bij alles hoe het is. De natuur is zowel teder als meedogenloos en onverstoorbaar in rechtvaardigheid, stelt Klaas Schilder, en op zijn advies gebruik ik het woord natuur dan even, omdat hij los wil komen van de goden van de oude kerk. We hebben het dan over de hemelse natuur als we het over de natuur hebben, wat dan de ware god is, als een karaktereigenschap, als kennis, wat calvijn de wetenschap van de hemel noemt. In tegenstelling laat Klaas Schilder dan Genesis 1 zijn : 'wat wordt geschapen, dat zij zo.' Dit contrast kan de mens zwaar verwarren, maar dan moeten we weer terugkeren tot de natuurdogmatiek, stelt Klaas Schilder, dat de hof van de wereld een ontwerper heeft, of ontwerp. Er is een onderhouder, of een onderhoud. 'Wat sterft, dat sterve', zegt de Heere. 'Hij doet, wat goed is in zijn ogen', antwoorde de mens,' zegt Klaas Schilder dan. Dit is het punt waarop schuldbelijdenis komt, waardoor we weer terugkomen bij het belijdenisoffer van Leviticus, het offer van de mond, wat ook verbonden is aan het zwijgoffer, het luisteroffer, een belangrijk onderdeel in de calvinistische dogmatiek, en het profetisch beginsel. Zo werd de muur tussen de mens en het geestelijke afgebroken, oftewel de muur tussen God en mens, niet door allerlei hocus pocus truukjes van geloofschristenen. Aan het einde stelt Klaas Schilder dan ook : 'Om onzentwil: Wat sterft, dat sterve Maar om zijnentwil: Wat gestorven is, dat leve... een leven tot in eeuwigheid.' Kunnen wij dit met Klaas Schilder zeggen ? Wat sterft, dat sterve. Wat wordt geschapen, dat zij zo. Wat gestorven is, dat leve, een leven tot in eeuwigheid. Dat is wat de goedheid van god is, een rechtvaardige goedheid, een tedere goedheid, als van een moeder. Telkens weer moet de vrucht verder gevormd worden en de oude vormen moeten symbolisch gezien sterven, afgedaan worden. Kinderen worden groot. Ook met de vrijmaking is dit zo, die mag komen tot regressie, oftewel terug mag keren tot de oermoeder om dit proces te kunnen
909 Online Touch Home