allemaal te maken met ritueel en orde, een verhaal. Zo houdt het beestje zichzelf in stand. Ze hebben eigenschappen in de kunst waardoor ze van anderen onderscheiden worden. Het is allemaal bezit van de 'één', als een eigenschap. De 'één' is daarom ook de 'ook', omdat het een meervoudig medium is. Omdat het universeel is maken de eigenschappen geen contact met elkaar en ontkennen ze elkaar dus ook niet. 121. Hegel stelt dat als het bewustzijn het zelf in het zelf reflecteert, en in het waarnemen ervan komt ook het tegengestelde moment aan het 'ook' op, maar dit moment is de eenheid van het zelf die elk onderscheid van zichzelf buitensluit. Het bewustzijn richt de aandacht op het 'voorzover', zodat er toch nog een zeker onderscheid is, en waardoor er een 'ook' aanwezig is. 122. Hegel stelt dat er een bepaalde relatie is tussen de 'één' en de 'ook', die nogal ingewikkeld is, en begrepen dient te worden. We kunnen stellen dat Hegel het hier heeft over een hyper-actief beveiligings-systeem. Hegel is heel netjes en heel genuanceerd. Er is altijd een 'ja' in het 'nee' en een 'nee' in het 'ja', maar toch ook weer niet. Het hangt helemaal van de situatie af van hoe het beestje draait en in wat voor situatie het beestje terecht is gekomen. Het beestje is dus van top tot teen bewapend met draaiende filosofische strategieën om in de wildernis van het leven te overleven. Die wildernis is dus niets anders dan een onderdeel van het beestje zelf. Hegel is dus een Pietje Precies van de filosofie, want er zit altijd wel weer een keerzijde aan, en hij heeft altijd wel een 'maar' bij elke stelling, wat dan ook een onderdeel is van de dialectiek. Hij wil ergens naartoe, dus hij moet wel telkens met tegenstellingen aan komen zetten, anders komt hij niet tot de hogere samenstellingen, de hogere mengsels, die belangrijk zijn in de filosofische hormonologie van de mens om te kunnen overleven. Als hij zichzelf dan schijnbaar telkens tegenspreekt is dit juist om zijn machines te verfijnen. Voor Hegel staat dit gelijk aan waakzaamheid. Juist door de verscheidenheid van het onderscheiden, stelt Hegel, en de verscheidenheid van het terugkeren naar het zelf, komt het zelf tot een hogere graad van het tonen dat het zelf een dubbelleven leidt. De waarheid komt zo dichterbij als een steeds grotere, overweldigende verscheidenheid. Hegel's filosofie schakelt voortdurend over van belangrijkheid tot onbelangrijkheid, om zo de prioriteiten duidelijk te houden. Hoe belangrijk is iets, en hoe onbelangrijk is iets ? Zo kan alles ook gerelativeerd worden. Het spoelt voortdurend weg van de kern en terug tot de kern om zichzelf zuiver en veilig te houden. Niet alles wat gebeurt is belangrijk, en niet alles wat gebeurt is onbelangrijk. De mens moet leren herkennen, leren waakzaam zijn. 125. Hegel stelt dat als iets vast is of wordt dan onderscheid het zich van het andere, maar kan overleven juist door dit contrast. Het vaste laat de kern zien van het object. 130. Hegel stelt dat gevoelige individualiteit in de dialectische stroming van de onmiddelijke zintuigelijkheid wordt veranderd tot gevoelige universaliteit. 132. Hegel stelt dat in de dialectiek van de zintuigelijke zekerheid het horen en zien moet wegvagen en plaatsmaken voor bewustzijn. Hij stelt dat het bewustzijn zichzelf moet herkennen als het concept.
93 Online Touch Home