Stilletjes werden zij aanbeden, Want zulke nette mannen, Die mag je niet verbannen Mankepoot sprak het woord, En het roze geluk kwam voort, Beelzebul sprak over hebt elkaar lief, En daar kwam de dromendief, Geen geluk kon zich werkelijk aarden, Maar met wat bedrog kwam alles tot bedaren, Je-weet-het-wel zegende het gehoor, Zij zongen allemaal in koor, Tot het roze gesteente wat hen gezaligd had, Zij keken allen vroom op toen ik-heb-hem-niet bad, Stuk verdriet kwam met de collecte bus, Mijn geluk gaf hen allen een hand en een kus, En koning ik-heb-je-tuk zei : Ik heb u allen tuk, Maar zij verstonden het niet, Want zij hadden oren als een vergiet, Zij dansten maar door, Zij hadden zulk slecht gehoor, Als doven kwamen zij tot de slager, En het gedans ging al maar trager, Maar goede dromen hadden zij, Het was de kering van het getij Deze stad als eb en vloed, Niemand zag het vergoten bloed De blinde heks daalde op hen neer, De dominee had het niet meer Oh, wat konden die kerken schuiven, Langs de winkels, langs het meer, Langs de grachten keer op keer, Allen vonden zij groot geluk, Zij waren in de handen van ik-heb-je-tuk Een groot plaagheer is opgestaan, De koning der plaagheren, De zevende Ik-heb-je-tuk zit op de troon, En laat zijn kunstjes zien, Allen buigen zij neer in aanbidding, De dominee heeft met gezag en macht gesproken, Vol ontzag volgen zij hem naar zijn huis, Waar hij vervolgens hangt aan een kruis, Oh ja, naast hem te hangen, Dat is waar wij allen naar verlangen, Doe nog eens wat van uw kunsten groot,
11 Online Touch Home