21

'Ik heb het op de televisie gezien,' zei een jongetje. 'Wat prachtig dat je zo'n ding hebt.' 'Oh, je hebt dat programma op de televisie gezien van de giechelaar ?' vroeg ik. Het jongetje knikte. 'Ja,' zei ik, 'en ik had er vroeger een boek van. Het boek heb ik niet meer, en verkopen ze ook niet meer, maar op de rommelmarkt heb ik het beeldje gevonden. Wat mensen tegenwoordig wel niet allemaal wegdoen. Maar goed, nu het boek nog.' 'Oma heeft het boek,' zei het jongetje. 'Nee,' zei ik. 'Oma heeft het boek niet. Je oma kletst maar wat. Het boek wordt niet meer verkocht, en ..... het wordt niet meer gemaakt .... en .... het wordt niet meer gelezen .... en ..... niemand heeft het nog, want het zijn hele speciale boeken die vroeger werden gemaakt, die langzaam in het niets oplossen. Je moet dus niet te langzaam zijn met lezen.' 'Je kletst maar wat,' zei het jongetje. 'Mijn oma heeft het boek wel, van vroeger.' 'Zeker een vervalsing,' zei ik. 'Het zijn mooie verhalen,' zei het jongetje, 'net zoals de verhalen op de televisie.' 'Okay, geluk ermee,' zei ik. Ik was jaloers. Ik wilde het boek ook. 'Misschien wil mijn oma het boek wel ruilen voor het beeldje,' zei het jongetje. 'Je oma kan de pot op,' zei ik. Hoe dan ook was de giechelaar een echte kinderheld, maar ook voor volwassenen, juist ook voor volwassenen. Ik wilde het boek ook, vervalsing of niet. Trouwens dat van die boeken die in het niets oplossen was maar verzonnen. Ik was gewoon kwaad op dat jongetje en zijn oma. Ik had het gevoel alsof we tegen elkaar aan het opscheppen waren. Misschien was het jongetje ook wel dingen aan het verzinnen, maar ik ging toch extra kijken op de rommelmarkten. Toen ik vele jaren later een boek van de giechelaar vond was ik door het dolle heen. Wat mensen toch wel niet allemaal wegdoen tegenwoordig. Ik kocht het direct. Ik bladerde er in, en het waren dezelfde verhalen als vroeger op de televisie. Ik las en las, en droomde helemaal weg. Het leek wel alsof ik de giechelaar weer hoorde giechelen. Die nacht sliep ik heerlijk. Toen ik wakker werd was ik nog steeds in vervoering, alsof ik dronken was. Nu had ik het boek en het beeldje. Boek, beeldje, boek, beeldje, boek, zo ging het de hele tijd in mijn hoofd. Ik was geobsedeerd. Mijn obsessie begon heel extreem te worden, maar ik werd geen giechelaar. Nee, dat liet ik aan de giechelaar over. Ik was echt zo'n kijker, zo iemand die altijd naar voetballen keek, maar zelf geen bal aanraakte. Maar de giechelaar raakte mij aan. Het was alsof de bal dwars door de televisie was geschoten, en ik was niet meer dezelfde. Ik was bijna als een dronken gek. Hoe kon iemand toch zo in de ban zijn van een jeugd serie ? De giechelaar, de giechelaar, zo ging het altijd door mijn hoofd heen. Nu wilde ik ook nog muziek van de giechelaar, en de video banden van de giechelaar. Ik was niet meer te stoppen. Mensen dachten : 'Waar is die jongen toch mee bezig ?' Ook mijn vrouw vond het

22 Online Touch Home


You need flash player to view this online publication