9

Klaar om je te bespringen, Hij klopt wat in zijn potje, Roze smeersel Het voelt koud aan, Hij drinkt het met een rietje, Hij plakt de zielen daarmee vast, En verwend dan hun lichamen, Ja, maak hen maar blind, Zo blind als de blinde heks Hij smeert het in hun ogen, En spuit het zo naar binnen, Dan neemt hij hen mee, En draait hen in het rond, Roze stenen zullen ze worden Bevende van geluk draaien zij, Oh, wat is het leven mooi, Zij aanbidden de roze stenen, Groei maar, roze stenen, Wordt maar dik en vet, Dan zal de stad groter groeien De stad zweeft boven de zee, om alle levende schepselen naar binnen te zuigen, Wat een grote onzichtbare zichtbare stad Groei maar, stad, Geef hen maar van alles wat, Hun dromen zullen nooit uitkomen, Hun wonden zullen nooit genezen, Maar jij vertelt ze maar wat Eet maar, stad, dikker zul je nog worden, Dan zullen de mensen wel vergeten, Dat ze net zo zijn als jij, Zeven plaaggeesten op een rij De zeven plaaggeesten marcheerden door de stad, Mankepoot voorop, Daarachter Beelzebul, Daarachter je-weet-het-wel, Daarachter ik-heb-hem-niet, Daarachter stuk verdriet, Daarachter mijn geluk, En als laatste ik-heb-je-tuk De macht van het grote woord, Was de macht van het hangkoord, Zij preekten in de kerken, Om hen allen met het roze te bewerken

10 Online Touch Home


You need flash player to view this online publication