de natuurmens vs. de golddiggers C.H de Goeje (1879-1955) schreef in 'de inwijding tot medicijnman bij de arawakken' (een surinaamse indianenstam) in zijn boek 'Bijdragen tot de Taal-, Land-en Volkenkunde' uit 1942 dat het middelpunt van het geestelijk leven van de indianen de openbaringen of ingevingen staan die komen in een toestand van geestverrukking, extase of trance (p.211). Hij stelt dat de indiaan dan een droom beleeft die heel levendig is. Hij werkte in Suriname waar hij ook indianenstammen heeft bestudeerd in expedities. Veel indianen hebben een natuurlijke aanleg tot extase stelt hij, maar in de regel moet het opgewekt worden door de lichaamsfuncties te verzwakken, oftewel door het minderen, het hongeren, door vasten en onthouding op allerlei gebied, door zelfkastijding, ascese. Tegelijk moet het karakter gezuiverd worden en de toewijding verhoogd, dus er mag zeker geen lauwheid zijn. We zien dit terug in de charismatische beweging, dat de mens door beproevingen en het kruis in contact komt met de geestelijke gaven en waar allerlei voorwaarden aan zijn verbonden ook wel heiliging en demonologie genoemd. Als kind had ik al indiaanse dromen of shamaanse dromen terwijl ik nog niet wist wat de charismatische beweging was. Ik had al voorafgaande een surinaamse en natuur inwijding gehad. Dit was veelal niet makkelijk, want het waren vaak nachtmerries. Maar het gaf duidelijke info, info die tot op de dag van vandaag heel gedetailleerd is uitgekomen, daarom zie ik mijn kinderdromen als een grote leidsraad. Een totemteken van de caraïbische indianen van suriname is het kruis met de eeuwige cirkel erin. Het kruis wijst naar de vier windstreken. Hieruit voort komen de stromen des levens. Het kruis is gezeteld in Orion. Deze totem wijst de weg terug tot het paradijs, en dit komt ook voor in het christendom. In tegenstelling tot de surinaamse indianen die symbolisch leven hebben de westerse christenen alles verletterlijkt. In zowel het indiaanse westen als het midden-oosten zijn nog de ware bronnen van het gnostische christendom te vinden. Dit is dus een natuur christendom. De hoofdbesnijdenis staat centraal bij de indianen, oftewel de besnijdenis van het verstand. De mens moet weer terug naar het paradijselijke verstand, want de mens heeft alles verkeerd begrepen. Assid beschrijft in zijn boek de eeuwige cirkel dit hele proces. De dubbele slang is ook een totemteken wat ervoor zorgt dat de mens tegen het kwaad strijdt. Ook dit teken vinden we terug in Israel, in het verhaal van Mozes en de slang in de woestijn. Zonder deze slang zou de mens sterven in de woestijn. De slang wijst op het hemelse touw, als een beeld ervan. Het is als de navelstreng tussen de mens en moeder wildernis. Het is een gids door het leven. Assid noemt het probleem van het westen waardoor het paradijs verloren is geraakt : goudkoorts. En zo werd de westerse wildernis geasfalteerd, en ook sranang (een indiaans woord voor suriname) en palina (een indiaanse naam voor paramaribo) moesten hiervan klappen opvangen. Het stadse suriname, of verstadste suriname, heeft alles verletterlijkt en leeft niet meer door het profetische, begrijpt het geestelijke niet, omdat het vleselijke het geestelijke niet kan verstaan. Er is dus een groot verschil tussen de stadse surinamer en de natuur surinamer, en hierin zitten allerlei gradaties tussen. Palina, oftewel het oorspronkelijke paramaribo, betekent oorsprong, bron. Verstadste surinamers, zo zeggen de indianen, zijn meegenomen met een yawaku, een boze geest. Sommigen werden ontvoerd, en sommigen deden dit uit vrije wil vanwege dat het gelukszoekers waren, goudzoekers, oftewel de zogeheten 'gold diggers'. Ze zoeken niet naar moeder wildernis, naar
12 Online Touch Home