19

Een man tikte op mijn schouder. 'Wat moet je hier ?' 'Dat kan ik beter aan u vragen,' zei ik. 'Het is mijn magazijn,' zei de man. 'En ik moest hier speelgoed afleveren,' zei ik. 'Goed, dat heb je gedaan, dus nu weer wegwezen,' zei de man. 'Nee, ik was even in gesprek met de mode meisjes, of mag dat niet ?' vroeg ik. 'Nee, die zijn van mij, daar hoef je niet mee te spreken,' zei hij. 'Ze schijnen nogal veel geheimen te hebben,' zei ik. 'Dat kan wel wezen,' zei hij, 'maar je moet nu weggaan.' 'Zo ga je niet met mensen om,' zei ik. 'Ja, maar ik heb nog wel meer te doen,' zei hij. 'Ik heb hier geen tijd voor allemaal.' 'Nou, ga jij dan maar lekker doen wat je moet doen, dan praat ik nog even verder met de mode meisjes,' zei ik. Met een vuurrood hoofd vol woede liep hij toen weg. 'Dus dat is jullie baas ?' vroeg ik aan de mode meisjes. Ze knikten. 'Dus hij dwingt jullie ?' vroeg ik. Weer knikten ze. Na een tijdje kwam hij terug met twee anderen, en ik moest het gebouw verlaten. Hij wist echter niet dat ik inmiddels al poederzakjes in de bh's van de mode meisjes had gestopt. Ik had hen gezegd dat het poeder vanzelf z'n werk zou doen. Ze zouden zich na een tijdje kunnen bewegen, en als de avond zou vallen zouden ze vast wel een weg uit het magazijn kunnen vinden, het gebouw uit. En ja hoor, toen het bijna nacht was stonden ze bij mij op de stoep. Ik had hen namelijk ook uitgelegd waar ik woonde. Ik nam ze één voor één naar binnen en gaf ze allemaal een slaapkamer. Mijn huis was immers groot genoeg. Het was mijn werk dit soort meisjes vrij te zetten. Daar had ik mijn poederzakjes voor. Het was een poeder wat ergens in het bos groeide. Ook de mode meisjes wilden me wel helpen vanaf nu om anderen vrij te zetten. Ze zouden ook bij mij in de speelgoed handel werken zodat het niet op zou vallen. We hadden zo altijd wel wat anders te doen als iemand ons er naar vroeg. einde gezichtsbedrog Ik was in een droom op een grote natuurplaneet met wat natuursteden. Ik ging naar een centrum voor geestelijke hulp. Het was een prachtig centrum. Op een bank vroeg een surinaamse vrouw aan me : 'Denk je nog in de toekomst contact te hebben met – en toen noemde ze de naam van een meisje dat ik kende – ?' Ik zei : 'Ze is dood.' Ze zei : 'Ja, en ?' Ik zei : 'Misschien geestelijk, ja, shamanistisch. Ik noem het niet altijd op, want sommige mensen geloven daar niet in.' Maar zij geloofden daar wel in. Het waren immers surinamers. Het waren

20 Online Touch Home


You need flash player to view this online publication