107

hem, en daarna de hele omgeving. Hij had een setje kaartjes in zijn handen, en stopte ze in een gleuf van zijn arm. De piloot glimlachte wat. ‘Zo, heb je de opdracht volbracht, Huskelson ?’ vroeg de piloot. Maar de robot zei niets, opende de deur van de helicopter en trok de piloot in een ruk eruit. Snel nam de robot het stuur over, en zag onder hem de hele planeet exploderen. Nu een lange tijd kwam de robot in een jungle aan. Er waren niet veel lui die hem tegen konden houden. Alle apen hier waren robotten. Hij knalde er een paar neer, en zocht een goede boomhut uit. De robot leek op een gokmachine, maar hij was hoog geprogrammeerd, zeer verfijnd. De geleerden waren zeer tevreden over het resultaat, totdat hij hen opzocht op hun veilige berg en hen één voor één afmaakte. Waren het de kaartjes die hem op een ander idee hadden gebracht ? Of had een andere, hogere straling de robot overgenomen ? De robot maakte een heleboel veranderingen in hun computers, verliet het gebouw en liet het van een afstand exploderen. Hij voelde zich opgesloten in zijn pak, en na een tijdje trok hij z’n pak uit. Een lange slanke indiaanse man staarde naar het pak waarin hij zolang opgesloten zat. Hij was nu eindelijk vrij. Een vampier was hij, en in de jungle was zijn plaats. Hij ving een slang, beet de kop af van het dier en begon langzaam zijn bloed eruit te zuigen. Hij was een wilde, levende van de dood, en de dood leefde van hem. Hier waren leven en dood hetzelfde, net als wreedheid en genade, zachtheid en hardheid. Hier waren geen grenzen, zolang hij maar kon overleven. Zoveel gevaren omringden hem. Alleen de rooflustigste zou overleven. Hij was alreeds erg paranoide, omdat alles hem bedreigde. Hij viel al aan zonder dat daar reden toe was, en hij wist dat de aanval de beste verdediging was. Als hij door luiheid, domheid, of onoplettendheid in de handen zou vallen van een roofdier, dan zou een wrede dood hem wachten. Daarom had hij geen grenzen, geen wetten, alleen de wet van de aanval. Hij vertrouwde niets en niemand, want door vertrouwen was eens zijn hele familie uitgeroeid. Hij gaf niks om de ander, ook niet om hen die ogenschijnlijk geen gevaar vormden, ook niet om hen die hem hielpen, of zelfs zijn leven hadden gered. Want eens gaf hij om iemand die zijn hele familie had uitgemoord. Hij wilde geen risico meer lopen. Iedereen moest voor zichzelf zorgen. En dit alles ging toch altijd door de dood heen. Hij was al dood, dus waarom er nog tegen strijden ? Vriendschap moest maar op een andere manier ontstaan. Niet door vertrouwen, maar door de dood. De dood zou uitmaken wie zijn echte vrienden waren. Het leven zou alleen bedriegen. Hij geloofde niet in de liefde. Alleen de haat zou leiden tot liefde, door de dood heen. Hier was er geen scheiding tussen dood en leven, tussen liefde en haat. Alles was hetzelfde. Hierin zou een hele nieuwe orde ontstaan.

108 Online Touch Home


You need flash player to view this online publication