heb gevochten met de wachters van de tovenaar, en zij hebben mij verwond, maar alleen zo kon ik het zegel dragen.’ ‘Welk zegel, vader ?’ vroeg Salucia. Haar vader keek haar teder aan, en ze zag een glinstering in zijn ogen. Zijn ogen waren doorbloed, vol van geheimenissen, als grote bruine kralen die het zonlicht op een mysterieuze wijze weerspiegelden, maar ook zoveel duisternis. ‘Ga slapen, Salucia,’ zei haar vader. ‘Het is laat.’ Salucia wist niet wat er die nacht zou gebeuren, maar Maribiren kwamen het kamp binnen om haar te ontvoeren. Ze brachten haar naar een plaats, een bron, waar het elvenlicht haar omhulde. Niets wist zij van de raadselen van de Maribiren. Het was een prachtige ervaring, iets wat ze niet had verwacht, omdat de Maribiren in vijandschap leefden met haar eigen stam. Maar wie waren dit ? Het waren Maribiren die zij niet kende. Ze waren ouder, en ze leken rustiger. ‘Ga maar, Salucia,’ zeiden ze tegen haar. Maar Salucia wilde niet weg. Ze wilde blijven in deze elvenbron, die haar hart zo scheen te raken. Badend in licht zwom ze naar de andere kant van de warme bron. Plotseling werd er een zwaard gestoken in de man die het dichtst bij Salucia baadde. Het was haar vader die haar kwam terughalen. Salucia had gemengde gevoelens. ‘Ze willen je van de tovenaar van Ostford afhouden,’ sprak haar vader, terwijl de andere gestaltes om haar heen in de bron leken te verdrinken. ‘Vader, wat doet u ?’ vroeg Salucia. Niet lang daarna hoorde Salucia een schot, en zag haar vader in vertraging neervallen. De bron vulde zich met bloed. Een donkere gestalte stond voor Salucia, en draaide zich toen om om in het niets te verdwijnen. Salucia slaakte een gil, en kwam er snel achter dat haar vader dood was. Ook was er geen enkele Maribir meer te bekennen. Nu was het voor Salucia tijd om zelf de tovenaar van Ostford te bezoeken, want ze snapte niet wat er met haar gebeurde. In tranen zocht ze haar pad, terwijl ze de aanwijzingen van haar vader herinnerde. Haar vader had haar veel verteld over hoe de tovenaar woonde, maar vooral hoe er te komen. Toen Salucia bij de hoge verlichte poort van het kasteel van de tovenaar van Ostford aankwam viel ze huilend een lange elf in de armen. Snel en stoterig vertelde ze het verhaal. Ze wist dat ze hier troost en antwoord zou krijgen. De elf nam haar zorgzaam mee naar binnen. ‘Er zijn zoveel dingen die je niet begrijpt,’ zei de elf. ‘Je bent erg jong, Salucia. De tovenaar wacht op je.’ Binnen leek alles heel anders dan wat haar vader haar altijd verteld had. Aan de muur hingen indiaanse speren, vreemde messen, en sommige muren waren doordrenkt met bloed. Salucia schrok, en vroeg wat dat bloed moest voorstellen. De elf sprak niet. Salucia begon bang te worden, maar ineens nam de elf Salucia weer in zijn armen. ‘Je hoeft niet bang te zijn, lieveling,’ zei de elf. ‘Alles zal duidelijk worden, maar we mogen niet teveel praten.
127 Online Touch Home