129

Een lange gestalte stond voor haar toen ze haar ogen langzaam opendeed. Ze schrok. Het leek op een Maribir, een wat oudere Maribir. De Maribir wilde zijn mond openen, maar zuchtte toen. ‘Ik heb je vader verdraaid zien wegzakken,’ zei de Maribir. ‘Jij, jij,’ stamelde Salucia, ‘was jij niet één van mijn ontvoerders ? Jullie hebben me niets gedaan, alleen gebracht naar die zalige elvenbron, waar daarna verschrikkelijke dingen gebeurde.’ ‘Ja,’ sprak de maribir. ‘Ik moet je iets vertellen. Wij zijn .... wij waren krijgsgevangenen ... Jij hebt ons verlost .... Jouw hart .... De reis die je hier maakt zette ons vrij, trok ons los in onze gedachte ....’ ‘Waar zijn de anderen ?’ vroeg Salucia. ‘Verderop,’ zei de man. En toen zag Salucia in hoe belangrijk haar reis was. Zij was zelf een sleutel. Ze begreep alleen niet hoe, en nog steeds was ze bang om bedrogen te worden. Na een tijdje kwam ze bij een kamp aan vol met Maribiren, maar deze waren anders, als de krijgsgevangen man. Misschien dat de man hen bedoelde. Het leek alsof zoveel angst van haar werd weggenomen toen hij haar zag. Ja, deze waren anders, ouder, rustiger, en het was alsof ze weer baadde in die elvenbron. Alleen nu hoopte ze dat er geen verschrikkelijke dingen zouden gebeuren. ‘Salucia,’ sprak een vertrouwde stem. En daar stond ze dan. Zolang in de armen van zoiets vertrouwelijks. En warmte stroomde haar trillerige lijf binnen, om haar rustig te maken. Sieraden kreeg ze om haar heen, en allerlei kleine flesjes, vol magie. ‘Ik denk dat ik me vergis. Zijn jullie mijn ontvoerders ?’ Niemand zei wat. Ze voelde zich alleen wegglijden in een diepe rust. De muren van het kasteel waren hier ver weg, het plafond hoog, en gloeiend als de hete zon, terwijl er zand op de geblokte vloer lag, rood en geel geblokt. Salucia zakte neer, en tranen stroomden. Een vertrouwelijke hand greep haar hand zachtjes en teder. Ze hield haar ogen stijf dicht.

130 Online Touch Home


You need flash player to view this online publication