kamp daadwerkelijk als door een waas onzichtbaar werd. Hoe dan ook, de onbereikbaarheid was een feit. Daarom waren de indiaanse elven erg trots en voorzichtig met hun burgerschap. Het kwam weleens voor dat een elf om een bepaalde reden verbannen werd. Sliktior had de keizer één keer ontmoet en vond het niet wat. Ook Sorsor kende de keizer een beetje. Ze dachten terug aan de tijden dat er vrede was, maar sinds de keizer beestachtige wachters begon in te huren leek het alsof zijn hersenen werden ingenomen. Het was een tovenaar die de keizer zo ver had gebracht, en de keizer dacht dat hij in z’n recht stond. Wat deden die wachters ? Ze maakten alles en iedereen onveilig. Woorden schieten mij te kort om zulke afschuwelijkheden te beschrijven. Daarom waren de indiaanse elven zo blij het vlees van deze beesten in hun monden te voelen vloeien. Sliktior had het vlees niet aangeraakt. Hij was bang dat hem wat zou overkomen. Sorsor dacht aan de keizer, en aan de tovenaar met zijn toveres. De tovenaar had die wachters eens gecreeerd, en het zou niet zonder gevaren zijn het vlees van zulke wachters zomaar te eten. De wachters waren deels leeuw, deels tijger en deels wolf, en verder steeg hun roofkwaliteit boven alles uit. Het waren de superroofdieren die de andere roofdieren aten. Vaak gingen ze op jacht om alles te verscheuren wat los en vaststond, maar bovenal waren ze gemeen. Een nachtmerrie zou het zijn om in hun kerkers terecht te komen. Sorsor had het idee dat de keizer niet goed doorhad wat hij in huis had gehaald, dat hij niet wist wat er allemaal gebeurde. De keizer was zo druk met andere dingen bezig, en in Sorsor’s ogen was de keizer totaal in de macht van de tovenaar en zijn toveres. Sorsor had wel van het vlees gegeten, en vermomde zich tot een wachter. Hij ging naar het kasteel van de keizer, sloop naar binnen, en stal een bol met toverkooltjes. Snel ging hij terug naar zijn kamp, hief de bol op, en zei : ‘Dit hier is het hart van de keizer. Voor ons is er geen hoop als wij hen van het keizerlijk kasteel hun gang laten gaan. Zij zijn vol list en sluwheid, en de keizer zelf is een pion in hun handen. Wij kunnen hem niet redden. Wij kunnen niet op tegen de machten van de tovenaar en zijn toveres. Zij zullen ons hier vinden en geen spaan van ons overlaten. Daarom : deze bol met toverkooltjes is het dierbaarste bezit van de keizer, en hij zal zeker sterven wanneer de bol is gebroken.’ Toen brak Sorsor de bol, en er was luid gejuich. Allen wisten zij dat de tovenaar en toveres alleen konden regeren door de keizer. Nu was de keizer gestorven. Sorsor ging terug naar het kasteel, en er was veel doodslucht en rouw. Met gebogen hoofden kwamen de tovenaar en zijn toveres uit een grot naast het kasteel. De tovenaar hief zijn handen op en riep : ‘De goden hebben wraak genomen.’
133 Online Touch Home