rode, zachte laarzen. 'Kijk eens aan, bezoek !' snauwde het mannetje. 'Kom verder, alhoewel ik niet bepaald in een goede bui ben.' 'We kunnen ook een andere keer terugkomen,' sprak de barbaar, die al in gedachten had hoe hij eventueel de honden zou kunnen rustig maken.' 'Welnee, kom verder,' sprak de kabouter, die de barbaar en de prins al had vastgegrepen om ze naar binnen te trekken. 'Het is hier eenzaam wonen,' sprak de kabouter. Toen was het even een lange tijd stil. 'Ik begrijp het,' sprak de barbaar ineens. 'Ik hoop dat we niet ongelegen komen. U heeft een mooi onderkomen hier. Het moet vast heel duur zijn geweest, of in ieder geval zwaar werk. Zeg, beste man, moet u eens luisteren. Wij komen voor een beetje toverpek, en we vroegen ons af …' Maar afmaken kon hij zijn zin niet, want de kabouter begon hevig te foeteren. 'Toverpek ! Zeg, wie denken jullie wel niet dat ik ben. De eerste de beste … ? Wel alle drommels, wie denken jullie wel niet wie jullie voor je hebben ? Dat zijn me nogal wat kwajongens streken, zomaar een arme oude kabouter om toverpek vragen. Weten jullie wel niet hoe duur dat spul is, en hoe lang ik moet werken voor maar één druppel toverpek ? En dan komen jullie hier op z'n Jan Boerenfluitjes om toverpek zaniken. Zijn jullie lui ? Zijn jullie op jullie achterhoofd gevallen ? Nou, dat moet ik nog meemaken, dat jullie nog een keer om toverpek komen vragen. Ik moet het nog meemaken. Nee, ik zal dat niet meer meemaken, daarin kan ik jullie geruststellen. Er komt heus geen tweede keer.' De kabouter foeterde verschrikkelijk, en er leek geen einde aan te komen. Geen woord konden ze er tussen krijgen. Ze wisten dat ze al goed te ver waren gegaan, en waren hard aan het denken hoe ze de kabouter weer rustig konden maken, of hoe ze aan de woedende kabouter, die steeds woester en gevaarlijker werd, te ontkomen. 'Nog even, en ik trek potverdorie mijn mes !' riep de kabouter hevig snauwend. 'Wie denken jullie wel niet dat jullie zijn om voor zoiets een arme, oude kabouter lastig te vallen ?' Inmiddels had de barbaar een zak met geld van zijn riem losgetrokken, en drukte het onder de neus van de razende kabouter. De kabouter keek erna, en schreeuwde : 'Hoe durf je mij daar zo weinig geld voor aan te bieden. Als ik het niet dacht. Wat klunzige armoedzaaiers proberen mij voor geen geld, voor een appel en een ei, mijn kostbare, dierbare toverpek af te troggelen, waar ik zo hard voor gewerkt heb met bloed, zweet en tranen ? Elke druppel koste mij bijna mijn leven. Elke druppel heeft mij groot lijden gebracht, en
173 Online Touch Home