overkant was gekomen verdween de brug, en een lichtende roze gestalte kwam uit de rivier omhoog. Maar de gestalte was als een standbeeld, en kon zich niet goed bewegen. ‘Vlug,’ sprak de gestalte, ‘de betovering is nog niet verbroken. Zoek nu je broer.’ En toen zakte de gestalte weer terug in de rivier. Omdat geen van haar zonen terugkeerde besloot het rozenweefstertje zelf de eerstvolgende keer met de veerman mee te gaan. Ze kreeg wat parelmoer en een steen mee vanuit de kerker van haar zoon, maar ook na vele jaren kwam de veerman niet opdagen, en het rozenweefstertje was ten einde raad. Ze mocht haar zoon in de kerker niet spreken, maar toen ze de koning vertelde dat ze vroeger rozen voor hem weefde mocht ze haar zoon even zien. De zoon was erg blij haar te zien, en vertelde haar dat hij ergens diep onder de grond een brug had gevonden naar een toverwereld. Hij vertelde haar dat hij nooit ver kon komen, want in een veld van toverbloemen viel hij telkens in slaap. Maar eens kwam hij daar een lichtende roze gestalte tegen die tot hem sprak dat als hij zijn moeder zou meenemen, dan zou de gestalte hem wel door het veld heen kunnen brengen. En zo gebeurde het. Het rozenweefsterje ging met haar zoon mee, en bij het veld van toverbloemen aangekomen bracht de gestalte hen erdoorheen. ‘Vlug,’ zei de gestalte, ‘spring in de rivier van spinnendraad.’ Het rozenweefstertje en haar zoon deden wat hen gezegd werd. In de dieptes van de rivier ging alles over in rozendraad, en plotseling zwom er ook een andere vrouw naast hen. ‘Kom,’ zei de vrouw, ‘in de dieptes is een plaats waar al jullie geldstukken terecht zijn gekomen die jullie vroeger in de rivier moesten werpen.’ En ze kwamen tot een kelder diep in de rivier, waar alles vollag met schatten. Hier vond het rozenweefstertje ook haar andere zonen terug, en ze leefden in rijkdom voor de rest van hun leven. Het Wonderpaard Er was eens een meisje dat altijd hele nare karweitjes moest doen van haar stiefmoeder. Haar echte moeder was al heel lang geleden overleden, en die had ze eigenlijk nooit gekend. Vaak wilde ze dat haar echte moeder nog zou leven. Veel tijd om te slapen kreeg ze niet, en ze moest altijd haastig eten, want er was veel werk te doen. Op een dag was het meisje het zo beu, en ze was zo moe dat ze het bos inrende. Al gauw verdwaalde ze, en ze was zelfs een beetje bij dat ze verdwaald was, want eigenlijk wilde ze helemaal niet meer naar huis. Na een tijdje lopen kwam ze aan bij een tafeltje. Dat was erg vreemd zo in het bos. Het tafeltje was mooi versierd met wat randjes, en op de tafel stond een bak met brood. Het meisje ging op één van de hoge stoelen zitten, en begon van het brood te eten. Na een tijdje kwamen er wat haasjes aan, en een kikker. De haasjes waren in verschillende kleuren. Eén haasje was roze, een
222 Online Touch Home