zee uitliep. Alles was hier erg klein, en na een tijdje kreeg het meisje het erg benauwd. ‘Dat je hier kunt wonen,’ zei het meisje. Maar dat schoot bij het paarse haasje in het verkeerde keelgat. ‘Nou, dan kom je toch gewoon niet ?’ riep het paarse haasje boos. Niet lang daarna stonden het meisje en het roze haasje op straat. Het paarse haasje had hen eruit gezet. Maar het roze haasje klopte weer op het deurtje van de woonboot en riep toen door het raampje : ‘Ach, zus, laten we nu geen ruzie maken. Laten we gewoon wat spelletjes doen. Kaarten ofzo.’ Na een lange tijd deed het paarse haasje het raampje eindelijk open, en zei slaperig : ‘huh ? Oh ik ben vast in slaap gevallen. Ja, laten we dan maar een spelletje doen.’ Maar het spelletje liep helemaal verkeerd af. Het paarse haasje verloor telkens elk spelletje kaart, en begon steeds meer te mopperen. Ook toen ze wat bordspelletjes gingen spelen werd het er niet beter op, en na een tijdje gooide het paarse haasje het speelbord boos om, terwijl alle pionnetjes op de grond vielen. ‘Ach zus,’ zei het roze haasje, ‘het is toch maar een spelletje ?’ ‘Spelletje, spelletje ?’ zei het paarse haasje. ‘Ik verlies telkens. Dat noem ik geen spelletje.’ Maar na een tijdje viel het paarse haasje weer in slaap. Het was maar een klein stukje lopen naar de zee, en het roze haasje en het meisje besloten nog even wat te gaan zwemmen, maar een grote golf nam hen mee, en al gauw waren ze op de open zee. De golf nam hen zo ver mee, dat ze uiteindelijk maar besloten door te zwemmen naar het groene haasje dat achter de zee woonde. Maar het leek wel alsof ze er nooit kwamen, en na een tijdje begonnen ze allebei erg moe en duizelig te worden. Het meisje begon al weg te zakken, en niet lang daarna het roze haasje ook. Maar ineens voelden ze wat onder hen komen. Het was het wonderpaard, en toen ze op z’n rug zaten steeg hij op uit het water. Snel nam hij hen mee naar de overkant waar het groene haasje woonde, maar toen ze bij zijn huisje kwamen was hij er niet. Toen besloten ze maar naar het bos te gaan. In het bos stond een hele grote draaimolen. En ja hoor, daar was het groene haasje aan het spelen. Achter de draaimolen stond een stal met een heleboel wonderpaarden. ‘Waarom heb je me dat nooit verteld dat je hier zoveel wonderpaarden hebt ?’ vroeg het roze haasje. ‘Gewoon,’ zei het groene haasje, ‘omdat je er nooit naar gevraagd hebt.’ Het meisje keek haar ogen uit, en omdat ze met z’n drieen zo’n mooie dag beleefden mocht het meisje een wonderpaard helemaal voor haarzelf uitkiezen. Het Meisje Dat Van Glas Was
225 Online Touch Home