225

Er was eens een meisje dat niet gelukkig was. Ze had problemen thuis, en op een dag besloot ze weg te rennen. Maar na niet al te lange tijd verdwaalde ze in het bos. Het meisje vond dat helemaal niet erg, want ze wilde nooit meer terug naar huis. Maar toen het donker begon te worden werd het meisje steeds banger. Dit wilde ze ook niet. En wat als er een roofdier op haar af zou komen ? Het meisje begon om hulp te roepen en hard te huilen, maar niemand hoorde haar. Of toch ? In de verte zag ze een klein lichtje, en al snel stond er een klein mannetje naast haar met een lantaarntje. ‘Ach,’ zei het meisje, ‘zou u me kunnen helpen ? Ik ben van huis weggelopen, maar nu ben ik bang voor de roofdieren. Ik wilde wel dat ik van glas was.’ En floep, ineens was het meisje van glas, en het mannetje was alweer verdwenen. Het meisje was het mannetje erg dankbaar, want zo zouden de roofdieren haar niet kunnen verslinden, maar na een tijdje begon het meisje te merken dat ze maar moeilijk kon bewegen. Strompelend zocht ze naar een onderkomen, maar vond niets. Het bos was groot, en waar moest ze naartoe ? Na een lange koude nacht wilde ze niets liever dan weer naar huis te gaan, en weer gewoon een meisje te zijn. Maar van glas was ze, en verdwaald. Na een tijdje kwam er een vlinder op de schouder van het huilende meisje zitten. Na een tijdje begon de schouder pijn te doen, en het meisje probeerde de vlinder weg te jagen. ‘Ik weet waar je last van hebt,’ zei de vlinder, ‘maar je hebt er zelf voor gekozen. Het is moeilijk een glazen meisje te zijn, want alhoewel de roofdieren je niet zullen verslinden, zul je toch ongelukkig zijn, en vreemde pijnen hebben, de pijn van glas.’ ‘Ja,’ zei het meisje, ‘ik heb het erg koud, en het voelt pijnlijk aan als je op mijn schouder zit. Dan is het alsof er iemand hard op het raam tikt. Ach, lieve vlinder, ik zou zo graag weer een gewoon meisje willen zijn.’ ‘Dan moet je naar de koning,’ zei de vlinder met een zware stem. ‘De koning woont in het woud, op een hoge boom.’ De vlinder wees de boom aan, en het meisje begon te klimmen. Dat ging heel moeizaam omdat ze van glas was. Na een lange tijd kwam ze eindelijk bij de top. Het was een hoge boom, hoger dan ze ooit had gezien. De koning was heel aardig, en had vleugels. Het was een soort vogel, en hij zou het meisje brengen naar het kraaiennest. Gelukkig was het een grote vogel, en hij nam al gauw het meisje van glas op zijn rug. Ze moesten wel even een tijdje vliegen voordat ze in het kraaiennest konden komen. Toen de kraai het meisje zag begon hij te lachen. ‘Wat is dat nou voor een raar meisje ?’ zei hij. ‘Zoiets heb ik nog nooit gezien.’ En na een tijdje lag hij bijna dubbel van het lachen. ‘Kun je haar helpen ?’ vroeg de koning. ‘Ze wil graag weer een gewoon meisje zijn, en ze wil terug naar huis.’ Toen kwam de kraai wat dichterbij, en

226 Online Touch Home


You need flash player to view this online publication