234

dan ooit, en er waren ook veel meer zwanen op. De zwanen vertelden het meisje dat in het diepe gat in de aarde een oude vrouw leefde die zoveel toverkracht bezat dat ze kon maken dat de zwanen altijd konden leven. Zelf had ze ook een heleboel zwanen, en die konden sindsdien ook in de carrousel zijn. En in het binnenste van de carrousel waren nu zoveel knipperende vlammetjes en was het er zo groot, dat Linana er voor altijd zou kunnen wonen. En zo maakte Linana vanaf nu ook ritjes door het water en onder de grond. En als je haar eens tegenkomt, vraag dan maar of je met haar mee mag. De Toverbeker en het Toverbordje Eens waren er dertig prinsen die door een heks waren betoverd tot wachters op een hoge toren. De toren was zo hoog dat het hoogste deel niet gezien kon worden, en de toren was zo breed dat het de helft van het land vulde. Als iemand de trap omhoog wilde bestijgen, dan kwamen er ballen van steen en ballen van vuur naar beneden, en maakten voor lange tijd het land onveilig. Daarom verbood de koning dat nog iemand naar de toren zou gaan. De koning had veel verdriet van het verlies van zijn dertig zonen. De dertig prinsen waren nu angstaanjagende wachters die op de top van de toren moesten marcheren. Zij moesten de schat van de heks bewaken : een toverbeker die nooit op zou raken, en waarmee je onder de grond kon reizen, en een toverbord dat altijd vol was, en waarmee je in de lucht kon reizen. De koning had een erge hekel aan de heks. Was hij nu maar wat aardiger voor haar geweest, dan was alles niet zo erg als het nu was. Ja, de koning had veel spijt wat hij de heks had aangedaan. Een oud bedelvrouwtje kwam eens aan de poort en vroeg om onderdak, maar de koning zond haar weg. Hoe kon hij nu weten dat het een heks was ? En een heks kun je maar beter onderdak geven, anders zal het je je hele leven berouwen. Dat was de koning nu wel duidelijk geworden. Sindsdien was de koning altijd goed voor bedelaars, en had hij z’n lesje wel geleerd. Op een dag kwam één van de bedelaars tot de koning. ‘Koning,’ zei de bedelaar, ‘ik heb gehoord wat er gebeurd is. Ik kom uit een ver land, maar ik heb een lange tijd onder de grond gewoond, en eens zag ik de heks met haar toverbeker langskomen. Ik volgde haar, en ze kwam in een bron van licht, waar ze onzichtbaar werd. Zo ging ik ook naar de bron, en in een bliksemschicht stond ik bovenop de toren waar u zonen gevangen worden gehouden. Ze waren inderdaad de meest afschuwelijke wachters geworden,

235 Online Touch Home


You need flash player to view this online publication