nacht was. Hier waren een heleboel meisjes zoals haar, maar de nachten duurden er heel lang, en als een nacht was afgelopen dan kwam direkt de volgende nacht. Wel kregen ze allemaal na elke nacht een steentje aan hun halskettingen erbij. Die steentjes waren helemaal wit en werden morgenstenen genoemd. Als hun halskettingkjes helemaal vol waren met steentjes dan mochten ze de reis maken naar de plaats waar het altijd dag was. Daarvoor moesten ze door een hele lange donkere tunnel heen waar de oudste mannetjes woonden die bestonden. Na een hele lange tijd mocht Susanna de reis gaan maken. Toen ze in de tunnel met de oudste mannetjes die bestonden kwam klampten sommige mannetjes haar direkt aan. ‘Help ons,’ zeiden ze. ‘We kunnen niet lopen. Draag ons naar het morgenland.’ ‘Maar natuurlijk,’ zei Susanna, en droeg zoveel mannetjes met haar mee als ze kon. Maar de andere meisjes die met haar waren zeiden tegen de mannetjes die hen aanklampten : ‘Zorg zelf maar dat je in het morgenland aankomt.’ Verderop kwamen ze bij een grote waterbron aan. ‘Kun je ons wat water geven,’ vroegen de mannetjes aan Susanna. ‘Onze handen zijn te slap om water te scheppen.’ ‘Maar natuurlijk,’ zei Susanna, en gaf hen allemaal te drinken. Maar de andere meisjes namen alleen maar water voor henzelf. Na een hele lange tijd lopen kwamen ze eindelijk aan bij de rots die de ingang naar het morgenland blokkeerde. Een klein mannetje zat op de rots en vroeg aan hen allen waar ze de mannetjes hadden. Aan Suzanna’s rug hingen er een heleboel, maar de andere meisjes zeiden lachend dat de mannetjes zelf maar moesten lopen. ‘Dat is nogal erg dom van jullie,’ zei het kleine mannetje op de rots. Zodadelijk schuift de rots namelijk van de ingang weg, en zal het vuurgordijn dat de ingang nog verspert door de tunnel heengaan. De mannetjes zullen hun dragers hiertegen beschermen. ‘Geef die mannetjes hier,’ riepen de meisjes naar Susanna. ‘Ga ze zelf maar halen,’ zei Susanna. En toen zetten de meisjes het op een lopen naar het begin van de tunnel waar de oude mannetjes zaten. ‘Spring snel op onze ruggen,’ zeiden de meisjes, ‘dan brengen we jullie naar het morgenland.’ ‘Vanwaar jullie bereidheid ineens ?’ vroeg één van de oude mannetjes. ‘We hebben ons bedacht,’ zei één van de meisjes. ‘En we zullen jullie ook te drinken geven bij de bron.’ ‘Zo zo,’ zeiden de mannetjes, en stapten op de ruggen van de meisjes. Toen ze bij de bron aankwamen gaven de meisjes hen te drinken, en na een lange tocht kwamen ze eindelijk bij de ingang naar het morgenland aan. De rots was inmiddels al weggeschoven, en het vuurgordijn staarde hen aan. Ze hadden allemaal zoveel mogelijk mannetjes op hun rug genomen, zodat ze goed tegen het vuur beschermd zouden worden, maar ineens sprongen de mannetjes van hun ruggen af en liepen door het vuur naar binnen. Direkt
247 Online Touch Home