267

allemaal, en daarom was hij elk jaar de winnaar. De anderen begonnen dan altijd ruzie te maken met elkaar, want het was altijd een geduw en getrek. Iedereen was er altijd zo hongerig naar de eerste te zijn, maar alleen Lars ging daar elk jaar met een stralende glimlach weer vandaan. Maar op een dag nam een boze toverkoningin bezit van de bron. Toen de bron weer openging was het water zwart in plaats van helder. Ook was het water vies en koud in plaats van warm. Lars wist even niet wat hij moest doen. Hij was nog wel de voorste en had de anderen ver achter zich. Langzaam sloop hij dichterbij, en kreeg ineens een schop. Omdat hij dacht dat hij het zich vergist had strompelde hij door naar de bron, deed zijn ogen dicht en nam een slok. Nu straalde Lars niet meer, en vieze zwarte moddervlekken spatten hem nat. Toen de anderen bij de bron aankwamen was het water helderder en warmer dan ooit. 'Wat sta je daar beteuterd te kijken ?' vroeg iemand. 'De bron is open, en er is genoeg voor iedereen.' Maar Lars had geen zin meer. Hij zag hoe iedereen van de bron dronk en hoe ze in de bron baadden. Teleurgesteld strompelde hij naar huis. Voor hem was er nu niets meer aan nu iedereen van de bron kon drinken. Sindsdien was de bron altijd open, en liep iedereen met een stralende glimlach rond, maar Lars straalde niet. Voor Lars had het allemaal geen betekenis meer. Op een dag zocht Lars de boze toverkoningin op. 'Zeg,' zei Lars, 'heb je niet een andere bron voor me waaruit ik kan drinken ? Ik wil me weer een winnaar voelen.' 'Oh, kom maar mee,' zei de boze toverkoningin. Ze leidde Lars naar een modderpoel waar de kikkers in rondsprongen. 'Deze modderpoel gaat maar eens in de honderd jaar open, en wie er dan als eerste van drinkt die wordt koning, terwijl de rest een schop krijgt.' Nou, dat leek Lars wel wat. Met glunderende ogen vertelde hij het aan de anderen. Maar niemand scheen er interesse in te hebben. Daarom wachtte Lars alleen af totdat de modderpoel zich zou openen. Na jaren en jaren van wachten ging de poel eindelijk open. Lars dook op de bron af en wilde een slok nemen, maar een grote kikker spoot een grote straal modder in zijn gezicht. De kikker had een kroontje op en zei : 'Wij zijn degenen die altijd het eerste drinken wanneer de bron opengaat.' En ineens staarden ook andere kikkers hem met grote ogen aan. Ze droegen allemaal kroontjes. Toen kreeg Lars ineens zo'n grote schop waardoor hij helemaal in de andere bron terechtkwam. 'Dag koning,' zeiden de anderen spottend. 'Nee,' zei Lars, 'ik ben geen koning geworden. Het zijn de kikkers die daar koning zijn.' 'Ach, laat die kikkers toch,' zei een ander. 'Waarom wil je toch altijd een winnaar en een koning zijn ?' Maar weer wachtte Lars totdat de honderd jaar voorbij waren en deed een nieuwe poging. Ditmaal was hij sneller dan de kikkers en werd koning. 'Nou, ik ben trots op je,' zei de boze toverkoningin. 'Lang heb ik hier op gewacht om mijn koning te hebben. Wees koning over de kikkers en de twee bronnen.'

268 Online Touch Home


You need flash player to view this online publication