282

zag dat natuurlijk niet, maar had ze al snel gevonden, maar barste toen in huilen uit. Hij wilde toen met de trap nog verder omhoog, maar daar werd het elke stap heter en heter, totdat de man het niet meer uit kon houden, en terugging naar het zaaltje. Hier nam hij zoveel mogelijk indiaanse edelstenen mee, en ging terug over de trap naar het eerste zaaltje, waar hij door het raampje over het touw naar beneden kon. Zo kwam hij terug bij de koning, en vertelde wat hij had meegemaakt. Ook liet hij de indiaanse edelstenen zien, waarvan je in huilen uitbarste zodra je ze aanraakte. ‘Nou, laten we dat dan maar niet doen, hè,’ zei de koning. De koning liet de edelstenen goed opbergen. Maar op een dag was er een dief in het kasteel, en vond de edelstenen. Toen hij ze wilde oppakken barste hij ineens in huilen uit. Huilend en vol van spijt meldde hij zich bij de koning, en de koning wist nu hoe belangrijk die edelstenen waren. Ze waren goede wachters. Voor straf moest de dief de torentrap beklimmen, helemaal tot aan het puntje. Maar ver kwam de man natuurlijk niet. Eerst raakte hij doof van het geluid. Later raakte hij blind van het licht, en toen hij nog hoger kwam was het daar zo heet dat hij verbrandde. Niemand zag hem ooit weer terug. De koning had gehoopt dat de dief met meerdere geheimen zou terugkomen, en daarom was de teleurstelling groot toen dat niet gebeurde. De koning wist nu dat ze een man van steen nodig hadden die de hete trap zou kunnen bestijgen. Vele jaren gingen voorbij, maar uiteindelijk had de koning toch zo’n man gevonden. De man van steen kon ook goed tegen hard geluid en fel licht, en al gauw kwam hij in een derde zaal, waar hij indiaanse bloemen vond. Maar de bloemen riepen direkt : ‘Raak ons maar niet aan, want dan kun je niet meer spreken.’ De man stapte daarom direkt achteruit en liep naar de volgende trap omhoog. Maar daar werd het elke trede steeds kouder en kouder, en op een gegeven moment kreeg de man het zo koud dat hij gillend naar beneden rende. Snel kwam hij bij de koning aan, en vertelde over de koude trappen. Ook vertelde hij over de bloemen. Maar de koning was erg boos dat de man van steen de bloemen niet voor hem had meegenomen. Het kon de koning niets schelen dat de man van steen dan niet meer zou kunnen praten als hij ze mee zou nemen. Dus de man moest terug. De man van steen nam zoveel mogelijk bloemen mee als hij maar kon, maar kon sindsdien niet meer spreken. De koning liet de bloemen planten in zijn kasteel, aan het einde van de grote hal. De koning liet er een klein riviertje omheen bouwen, en een hekje, zodat niemand de bloemen zomaar zou aanraken. De koning was nog steeds erg ontevreden, want hij wilde weten wat er achter die koude trappen was. En daarvoor had de koning een kachelman nodig. Na vele jaren zoeken vond de koning eindelijk zo’n man die geheel van kacheltjes was gemaakt. Hij zou met gemak over die koude trappen kunnen komen. En hij kon ook makkelijk de trappen daarvoor beklimmen, omdat hij overal tegen bestand was. Maar de koude trappen waren niet makkelijk. Na een tijdje begon de man te merken dat de kacheltjes uit begonnen te gaan, en uiteindelijk moest de man zich omdraaien om weer terug te gaan. De koning was woedend. De kachelman was zijn enige hoop. Voor straf moest de kachelman in het veld van de indiaanse bloemen geworpen worden. Toen hij tegen de bloemen aankwam kon hij direkt niet meer spreken. De bloemen hadden erg veel medelijden met hem, en op een dag zei één van de

283 Online Touch Home


You need flash player to view this online publication