geworden. De indiaanse reuzen wisten dat als ze die splinter zouden zaaien, dan zou er een roos uitkomen, zo sterk en zo hoog, dat ze door te klimmen bij hun voorouders konden komen. Na een tijdje hadden ze de gouden splinter gevonden, maar deze was in bezit van een dwerg. Ze boden de dwerg van alles aan in ruil voor de gouden splinter, zoals een wolkenspinner, of een wolkenwever, maar de dwerg wilde de gouden splinter niet ruilen. Maar omdat de indiaanse reuzen zolang en intens smeekten zei de dwerg uiteindelijk : ‘Goed dan, ik zie dat jullie de gouden splinter erg graag willen hebben. Ik doe het alleen als ik jullie indiaans prinsesje ervoor krijg. ‘Wat ?’ dachten de indiaanse reuzen. ‘Maar goed, als er geen andere ruil mogelijk is, dan moet het maar.’ En zo gingen de reuzen terug om hun indiaanse prinsesje waar ze zoveel van hielden naar de dwerg te brengen. En zo kregen de reuzen de gouden splinter. Toen ze weer boven in de wolken waren zaaiden ze de splinter direkt in een grote pot. Niet lang daarna stond er een enorm grote, taaie roos die enorm hoog begon te groeien, en al gauw klommen de indiaanse reuzen naar het rijk van hun voorouders. Maar die voorouders waren helemaal niet zo blij. Ze vonden het dom dat de reuzen hun prinsesje hadden omgeruild. Maar de voorouders waren zo groot en zo dik dat ze niet over de roos naar beneden zouden kunnen. Dan zouden ze te pletter vallen. Inmiddels bij de dwerg moest het indiaanse prinsesje een hoop zwaar werk verrichten. Ook moest het prinsesje veel kamers schrobben, en de was doen. Het meisje was doodongelukkig, maar op een dag nam de dwerg het meisje mee naar een diepe plaats onder de grond. Hier leefden een heleboel ratten, en de dwerg zei dat als het meisje de ratten tam kon maken, dan hoefde ze niet meer te werken. Dat was een zware opdracht voor het meisje. De ratten waren niet makkelijk en beten haar overal. Toch lukte het het indiaans prinsesje om de ratten tam te maken. Nu kon de dwerg ritjes gaan maken op de ratten, en ook het prinsesje ging vaak met hem mee. Op een dag kwamen ze nog dieper onder de grond. Hier leefden beren, en weer vroeg de dwerg of het indiaanse prinsesje de beren wilde temmen. Als beloning zou de dwerg haar dan meenemen naar een geheime plaats. Ook de beren waren niet makkelijk, en beten haar overal, maar uiteindelijk na een lange tijd waren de beren tam. Nu kon de dwerg ook op de beren ritjes gaan maken, en het meisje ging vaak met hem mee. Op een dag zei het meisje : ‘Je hebt me beloofd om me mee te nemen naar die geheime plaats.’ En zo nam de dwerg het indiaanse prinsesje mee naar een plaats waar een zeldzame roos stond. De roos was zo prachtig dat het indiaanse prinsesje haar ogen er niet vanaf kon houden. ‘Als je voor de roos zal zorgen en haar genegenheid wint, dan zul je kunnen komen waar je maar wilt, enkel door een gedachte.’ Het meisje begon de roos te verzorgen, en na een lange tijd won het indiaanse prinsesje eindelijk haar genegenheid. En inderdaad, door een enkele gedachte kon het meisje komen waar ze maar wilde. Maar het prinsesje dacht er niet aan om terug te gaan naar de indiaanse reuzen. Ze had het hier immers zo naar haar zin. Maar op een dag werd de dwerg ernstig ziek. Het indiaanse prinsesje was erg verdrietig. ‘Ga naar het veld van rozen achter de zeldzame roos, en verzorg hen, want ze zijn blind, doof, en kunnen niet spreken. Als je hun genegenheid wint dan kun je wie je maar wilt genezen door enkel een
285 Online Touch Home