gedachte.’ Het meisje ging naar het veld toe door enkel een gedachte, want zij had die gave van de zeldzame roos gekregen. In het veld zag ze de prachtigste rozen, en begon hen te verzorgen. Na niet al te lange tijd won ze hun genegenheid, en werd het indiaanse prinsesje begiftigd met de gave dat ze door een simpele gedachte kon genezen wie ze wilde. Snel ging het indiaanse meisje naar de dwerg toe, die inmiddels doodziek was, en genas hem. De dwerg was haar nu zo dankbaar dat hij haar een gouden sleutel gaf, waardoor ze in het rijk van zijn voorouders kon komen. Toen ze daar aankwam zag ze de kleinste en dunste wezentjes, allemaal als gouden splinters. Toen ze ze aanraakte veranderden ze direkt in bijen, en vlogen met haar mee naar boven. De bijen brachten haar tot de meest zeldzame bronnen van wonderlijke honing. Het meisje was zo verrukt van de honing, dat ze er taarten van begon te maken. Eerst bracht ze de taarten naar de dwerg, maar later wilde ze ook de honingtaarten brengen naar de indiaanse reuzen. De bijen hielpen haar ermee, en uiteindelijk kwam ze terecht in het rijk van de voorouders van de indiaanse reuzen. Hier waren ze allemaal, en ze waren erg blij haar te zien. In een zaal werden de taarten op grote tafels gezet, en begonnen de reuzen te eten zoals ze nog nooit hadden gegeten. Maar daarbij maakten ze zo’n kliederboel, en werd er zoveel gemorst, dat zelfs grote druppels honing naar beneden vielen. Waar de druppels de grond raakten ontstonden er steden en dorpen. Maar het trok ook de roofdieren aan, en die waren al snel in gevecht om de overheerlijke honing. Het indiaanse prinsesje keek naar beneden en zag wat er gebeurde. Ze was er erg verdrietig om. Maar ze wist dat ook de roofdieren kon komen waar zij was, door het liefhebben van bloemen, en door het temmen van ratten en beren. Ze wilde het hen wel vertellen, maar de roofdieren maakten zo’n lawaai. Toen besloot het indiaanse prinsesje de bijen naar hen toe te sturen om het te vertellen. Maar één voor één werden de bijen door de roofdieren doodgeslagen. Het indiaanse prinsesje was woedend. Toen nam ze een kan met de wonderlijkste honing en goot het naar beneden. Al snel ontstond er een wilde zee van honing, en de roofdieren raakten geheel vast onder de kleverige honing. Toen kwamen de zon en de sterren naar beneden om de honing van de roofdieren af te likken, maar al gauw gingen de zon en de sterren ook in de honing baden, en wilden niet meer terug naar hun oude plaatsen. Omdat er steeds meer sterren kwamen begon de zee van honing te stijgen en te stijgen. Het indiaanse prinsesje moest nu iets doen, anders zou alles vollopen. Maar het meisje wist niet wat ze doen moest, en besloot de dwerg om raad te vragen. Maar die was niet meer te vinden, want beneden was alles ondergelopen. Ook de rozen kon het meisje niet vinden, en uiteindelijk besloot ze terug te gaan naar het rijk van de voorouders van de dwerg, in een kelder. Ook daar was alles al ondergelopen, maar in de verte zag ze iets glinsteren. Het was een gouden splinter, misschien wel de laatste. Ze raakte de splinter aan, en de splinter veranderde in een bij. Ze stapte op de bij, en vloog naar de plaats waar de zon eens stond. Hier was ze veilig, en niemand heeft haar ooit nog teruggezien.
286 Online Touch Home