‘Door het handschoentje van langzaam,’ zei het toverzwaard. En waar is dat handschoentje ?’ vroeg de jongen. Toen wees het toverzwaard naar boven, waar een klein plankje hing met het handschoentje van langzaam erop. ‘Maar daar kun jij toch nooit komen,’ zei het toverzwaard. ‘Geef de moed maar op.’ De jongen had gehoord dat het toverzwaard koppen afhakte van mannen die tot hier waren gekomen, en dat nog nooit iemand langs het toverzwaard was gekomen. ‘Zeg, ik geloof er niks van dat je zo sterk bent,’ zei de boerenzoon. ‘Kun jij die grote steen naast mij eens optillen en een flink eind omhoog slingeren ?’ ‘Ik kijk wel beter uit,’ zei het toverzwaard, ‘ik wil het plankje niet raken.’ ‘Nou, kun je dan die grote steen eens flink in stukken hakken ? Dan geloof ik dat je zo sterk bent,’ zei de jongen. Trots vloog het toverzwaard naar de reusachtige steen en hakte hem met gemak in een aantal stukken. Snel pakte de jongen een stuk steen en smeet het naar het plankje toe waar het handschoentje van langzaam lag. De steen raakte het handschoentje van langzaam, dat direkt naar beneden viel. De boerenjongen ving het op, deed het om z’n andere hand en greep het handvat van het toverzwaard. Snel sloeg hij zich een weg door al dat touw heen. Dieper in het kasteel kwam hij na een tijdje het vleesetende tovervarken van metaal tegen. Het varken vloog hem direkt aan, en de boerenzoon werd direkt flink gebeten, en kon niet veel met het toverzwaard en tovertouw beginnen. Het varken was veel te wild en te hard. ‘Mannetjes als jou vreet ik zo op,’ zei het vleesetende tovervarken van metaal. ‘Hoe kan ik aan jou ontsnappen ?’ vroeg de boerenzoon. ‘Alleen door het keteltje van zachtheid,’ zei het vleesetende tovervarken van metaal. ‘En waar is dat keteltje te vinden ?’ vroeg de boerenjongen. Even was het een tijdje stil. Daarna wees het varken in de diepte van een waterput dichtbij hen. De jongen zag iets glinsteren, maar zelfs zijn tovertouw kon er niet bijkomen, zo diep lag het keteltje. ‘Ik eet alles wat los en vastzit,’ zei het varken. ‘Oh ja ?’ vroeg de jongen. ‘Nou, eet die grote steen naast mij dan eens op.’ En in een paar seconden vrat het varken de reusachtige steen die naast de jongen lag op. Het varken was ineens een stuk groter en zwaarder, en begon dorst te krijgen. Snel ging het varken naar de waterput, en boog helemaal over de rand heen om wat water te kunnen drinken. Snel gaf de boerenjongen hem een duw, terwijl het varken in de put plofte. Het varken zonk erg snel omdat hij zo zwaar was, en na een tijdje kwam hij in het keteltje van zachtheid terecht waarin hij verdween. Het keteltje dreef toen langzaam omhoog. De boerenjongen nam het keteltje op zijn rug, en kwam na niet al te lange tijd bij de schatkamer van het kasteel aan. Hier stond een indiaanse fee hem al op te wachten. ‘Dappere man,’ zei de fee. ‘Je mag uitkiezen wat je wil.’ Maar de jongen keek wat in het rond, en niets maar dan ook niets kon hetgeen hij al droeg overtreffen : het handschoentje van ijskoud met het
288 Online Touch Home