Maar de ketels begonnen zo te koken dat ze niet ver kwamen. De fluitketelman rende weg, maar kwam toen in een hoornaarsnest terecht. Ook zij probeerden door de gaatjes naar binnen te vliegen, en zij konden wel tegen de kokende hitte. Boven in zijn neus was een gloeiende dop waardoor altijd alles kon koken. Die gloeiende dop die drukten ze van binnenuit weg, en toen had de fluitketelman ineens een gat in zijn neus. De hoornaars zochten door het hele lichaam van de fluitketelman, in alle ketels, of ze nog iets bruikbaars konden vinden, maar ze vonden niets. Nu de fluitketelman zijn neus had verloren zou hij niet meer kunnen koken, en dus ook niet meer kunnen vliegen. Maar de hoornaars waren de slechtsten niet. Ze zeiden : ‘Weet je wat. Wij blijven vanaf nu gewoon in jouw ketels wonen, en dan zul je altijd kunnen vliegen. Jouw fluitketels zijn goede nesten voor ons. En zo hoef je niet eerst te wachten op het fluitje. Je kan nu gewoon vliegen wanneer je wilt.’ En dat vond de fluitketelman wel een goed idee. De hoornaars konden zo goed vliegen, en nu waren ze altijd bij hem. De fluitketelman begon weer ritjes door de lucht te maken, maar al gauw kwam hij die vervelende vogel tegen, en voordat hij het wist lag hij weer op de grond. Ditmaal was hij bij de indianen terecht gekomen. De indianen prikten hem met hun speren, maar ze kwamen niet door de ketels heen, en al gauw hadden ze woeste hoornaars achter zich aan. De indianen waren onder de indruk van het gif van de hoornaars, en dachten dat ze dat wel voor hun wapens konden gebruiken. En zo sloten ze vriendschap met de fluitketelman en de hoornaars. De hoornaars zouden voortaan op hun wapenen zitten om ze te voorzien van gif. En dat beviel de hoornaars zo goed, dat even later de fluitketelman bijna geen hoornaars meer in zijn ketel had, en dus niet meer kon vliegen. De hoornaars hadden het bij de indianen veel te veel naar hun zin. De fluitketelman raakte in gesprek met een indiaans meisje die een slaapmatje had wat van bijen gemaakt was. Hiermee kon ze vliegen, en dat maakte het voor de fluitketelman interessant. Al snel maakten de twee lange reizen op het bijenmatje, maar op een dag kwamen ze de vervelende vogel tegen die hen van het bijenmatje afpikte. Het meisje viel in de rivier, maar de fluitketelman viel ernaast op een harde rots. Alle ketels waren van elkaar gebroken, en het meisje moest alle stukken bij elkaar zoeken. De moeder van het meisje maakte een grote theemuts voor de fluitketelman die alle ketels goed bij elkaar zou houden. Ze maakte die theemuts van mieren, en toen de theemuts over de ketels werd geschoven werden de ketels zo heet dat ze als nooit tevoren begonnen te koken. Nu kon de fluitketelman weer vliegen als de beste. Toen hij de vervelende vogel weer tegenkwam en de vleugel de ketels raakte slaakte de vogel een gil en verbrandde ogenblikkelijk, terwijl het meisje beneden het as opving. Met het as ging ze naar een droog veld, waar ze het as zaaide. Niet lang daarna groeiden er bloemen die leken op fluitketeltjes. Het meisje begon ze te plukken en maakte er een vest van voor haarzelf. Nu kon zij ook vliegen. En samen maakte ze weer lange reizen, totdat ze op een dag een huisje heel hoog in de lucht vonden dat geheel gemaakt was van fluitketels. Toen ze in het huisje stapten merkten ze dat wanneer de ketels kookten het huisje opsteeg. Na een tijdje kwam het huisje in een hele grote hal aan. Daar zat een
291 Online Touch Home