293

Er was eens een indiaans meisje dat Langbeentje heette. Als ze verdrietig was dan groeiden haar benen altijd zo lang dat iedereen haar altijd zo noemde. Maar de koning vond het maar vreemd zo’n meisje in zijn koninkrijk te hebben, en toen ze wat ouder werd begon men steeds banger voor haar te worden. Daarom liet de koning haar op een dag opsluiten in een toren van het koninklijk kasteel. Natuurlijk was het meisje nu nog vaker verdrietig, en altijd groeiden haar benen dan helemaal door de tralies heen over de trappen naar beneden. Op een dag was het meisje zo verdrietig dat haar benen helemaal het kasteel uitgroeiden. In een dorpje in de buurt zag een jongetje een schoen binnenkomen met een heel lang been. Hij besloot het been te volgen en kwam helemaal bij het kasteel van de koning terecht. Helemaal over de trappen volgde hij het been en kwam uiteindelijk bij de tralies terecht waarachter het meisje opgesloten zat. Het meisje was erg verdrietig, en hij probeerde haar te troosten. Ook ging hij naar de koning toe, en vroeg of het meisje weer uit het kasteel mocht, maar de koning wilde daar niets van weten. Het meisje zou veel te gevaarlijk zijn met die groeiende benen. Iedereen was bang voor haar. Maar vanaf die dag was het jongetje zoveel mogelijk bij haar. Op een dag was er brand in de andere toren van het kasteel, waar het dochtertje van de koning woonde. Ze riep om hulp vanuit het torenraampje, maar niemand kon haar helpen, omdat de toren al bijna helemaal in brand stond. De koning was in rep en roer, en wist niet hoe hij zo’n groot vuur kon blussen. Maar snel ging het jongetje naar de koning, en zei dat Langbeentje wel kon helpen. Direkt liet de koning Langbeentje achter de tralies weghalen, maar ook Langbeentje kon niets tegen het vuur beginnen. Maar ze kon wel het dochtertje van de koning redden. Haar benen groeiden zo lang aan dat ze makkelijk in het torenkamertje kon komen door het raampje. Ze greep het dochtertje van de koning, en bracht haar snel uit de brandende toren. Snel brandde het hele kasteel af, maar iedereen was veilig. De koning was zo blij en dankbaar dat Langbeentje een wens mocht doen. Langbeentje wenste dat ze gewoon weer in het land mocht wonen, in een huisje naast de koning en naast het jongetje. En zo ging niet alleen Langbeentje weer gewoon in een dorpje wonen, maar ook de koning en zijn hofhouding. En zo zijn ze altijd naast elkaar blijven wonen. De Dag dat Alles Stilstond

294 Online Touch Home


You need flash player to view this online publication