maar bovenaan de trap woonde ergens een grote spin. En een ieder die die spin zag viel direkt in slaap en werd weer wakker in z’n eigen cel. Op een dag deed een indiaanse man een poging om te ontsnappen. De dwerg sliep net, en hij had het geluk dat de trap niet afbrokkelde. Bovenaan de trap deed hij snel een blinddoek om, zodat hij de spin niet zou kunnen zien. Maar na een tijdje voelde hij iets harigs en iets zachts. Het was de spin, en de spin had een prachtige stem. ‘Weet u,’ zei de indiaanse man, ‘hier beneden is er een trap zachter dan u, en achter de trap staat een dwerg die een nog veel prachtigere stem heeft dan u.’ De spin rende naar beneden over de trap, terwijl de trap afbrokkelde. De spin viel, en zag hoe de dwerg zijn mond opende. De spin rende op de dwerg af, maar toen de dwerg hard begon te zingen verstijfde de spin helemaal. Plotseling zag de dwerg de spin en viel direkt in slaap, terwijl de spin zichzelf zag in de gouden tand van de dwerg, en viel ook in slaap. Beiden werden ze in een cel wakker. Sindsdien was de indiaanse man de cipier van de sprookjesgevangenis, en liet alle opgesloten sprookjeswezens los. Het Ravijn Er waren eens twee sprookjesrijken die door een groot ravijn gescheiden waren. Een vliegend wonderpaard bracht de sprookjeswezens altijd heen en weer, maar op een dag was het wonderpaard ernstig ziek. De sprookjeswezens besloten een brug te bouwen, en een mannetje bracht de wezens heen en weer in een karretje. Maar omdat dat niet echt snel ging werd het karretje op een dag omgebouwd tot een treintje, en niet lang daarna gingen er vele treintjes heen en weer. Op een dag was ook het wonderpaard weer beter, en probeerde weer eens naar de andere kant te vliegen. Maar dat ging niet goed, want het grote vliegende wonderpaard had al zo lang niet meer gevlogen dat hij het eigenlijk niet meer kon. En zo stortte het reusachtige paard naar beneden, viel op de brug, die direkt in elkaar stortte. Vele treintjes vlogen nu in het enorme ravijn, en het paard kon alleen zichzelf nog maar net redden. De twee sprookjesrijken waren erg verdrietig, en het wonderpaard helemaal. Het wonderpaard voelde zich erg schuldig, en huilde de hele dag door. Het hele ravijn begon vol te lopen met de tranen van het wonderpaard. Nu was er een grote zee ontstaan tussen de twee sprookjesrijken. Het wonderpaard wilde nooit meer vliegen vanwege wat er was gebeurd, maar om het goed te maken wilde hij voor de twee sprookjesrijken vanaf nu een zeeschip zijn. Weer begon hij de
298 Online Touch Home