309

veranderen. Al met al is het een hele droevige documentaire, die ook teruggrijpt op de geschiedenis. De man doopt een koekje in zijn koffie, geeft zijn vrouw een kus, en gaat dan naar boven. Gisteren was het ook al laat geworden, en morgen moet de man weer werken. Als hij naar zijn bed gaat ziet hij dat zijn dochtertje daar ligt te slapen. Voorzichtig tilt hij haar op, en brengt haar naar haar eigen bed. Hij loopt terug naar zijn eigen kamer en ploft op het bed. Wat is hij moe. Even later komt zijn vrouw ook. Midden in de nacht worden ze wakker van een vreemd geluid. Maar even later vallen ze beiden weer in elkaars armen in slaap. De volgende ochtend zijn ze vroeg op. Beiden moeten ze aan het werk. Op het werk is het bizar druk. Een paar hebben het over de televisie-series die ze gisteren hebben gezien. Alles gaat erg snel, en al gauw zijn ze weer thuis om op de bank neer te ploffen. Het zijn dit soort dagen waarop ze geen grip lijken te hebben. Daar komt grootmoeder al met het meisje thuis. Grootmoeder gaat naar de keuken, en kookt voor het drukke gezin. Dan steekt opeens het meisje haar vinger in de lucht. ‘Mag ik ook even iets zeggen ? Ik vond een boek op zolder.’ Dan stommelt ze naar boven, en komt even later weer terug met het boek. ‘Het gaat over God die de doodskop van Zijn Zoon aan de indianen heeft gegeven.’ De man begint te lachen. Ja, dat soort dingen gebeuren in indianenverhalen. Geef eens hier. Het meisje overhandigt haar vader het boek. Even lijken er lichtjes in haar ogen op te komen. De vader grist het boek uit haar handen, slaat het boek open, en begint te lezen. ‘Dokopsko, de killer-piraat, valt de indiaan in de armen. Hij is zo blij dat hij eindelijk hier is gekomen. Even later komen zijn vrienden er ook bij, en er is een diepe vriendschap. Maar hoe konden ze weten dat zo’n uitnodiging in een nachtmerrie zou uitlopen ? Zo ging het vaker bij indianen. Ze nodigden andere stammen uit, om ze later aan flarden te scheuren voor hun doodskop. En waarom hielden ze zo van doodskoppen ?’ ‘Ach Madeleine, dit is toch allemaal onzin. Indianen zijn altijd de boosdoeners in dat soort verhalen, terwijl er ook een heleboel goede indianen zijn. Nu ja, indianen moesten altijd op hun hoede zijn, omdat ze altijd zoveel vijanden hadden. Misschien waren ze daarom wel zo.’ Dan slaat de man ineens een heleboel bladzijden over, en leest weer een stukje : ‘We komen je halen, Asgar !’ buldert een woeste indiaan. ‘Verstop je maar niet in je hut, want puin zal je hut worden, en jij zal worden als je hut.’

310 Online Touch Home


You need flash player to view this online publication