33

Na een paar dagen bracht ze Emiel en zijn vrouwtje terug naar hun huisje. Ze zette ze op de bank en vertrok. Na een tijdje konden ze zich beiden weer bewegen. 'Wat is er gebeurd ?' vroeg Emiel. Maar ook zijn vrouwtje wist het niet te vertellen. 'Het lijkt wel alsof ik jaren heb geslapen,' zei ze zacht. Buiten hoorden ze het gestamp van de kabouters. Ze zouden naar het bos gaan, om oorlog te voeren tegen de witgouden elven. Ineens werd er op de deur gebonst. Het was Roodjak, de legeraanvoerder van de zwartvoetkabouters. 'Meekomen !' riep hij, 'de oorlog gaat beginnen.' Emiel stond op en liep naar de deur. Maar hij voelde zich erg duizelig. Toen hij de deur openmaakte stond Roodjak hem nors aan te kijken. Roodjak had een hele grote baard die nogal vurig aandeed. Ook droeg hij een grote hoed en een vreemd zwart pak. 'Zeg, komt er nog wat van ?' riep hij ongeduldig. 'Ik voel me een beetje ziek,' zei Emiel. 'Niks mee te maken,' bulderde Roodjak. 'Het is nu tijd voor oorlog, en geen tijd om ziek te zijn.' En daar moest die arme Emiel mee. In het bos was er veel lawaai, en de zwartvoetkabouters schoten met hun kanonnen. De witgouden elven gooiden bommen met wit toverpoeder. Hiervan vielen er vele kabouters in slaap. 'Luiwammessen,' schreeuwde Roodjak, 'opstaan, het is nu geen tijd om te slapen.' De kabouters leden een zware nederlaag. 'Geef ons de kroon,' riepen de elven naar Roodjak. Maar Roodjak had geen kroon. Hij dacht dat de witgouden elven die hadden. 'Houdt me niet voor de gek,' brulde Roodjak, en maakte zware passen naar voren. 'Ik geloof niet in die toveronzin van jullie. Geef me de kroon.' Maar de elven hadden geen kroon, en Roodjak werd steeds kwaaier en kwaaier. Plotseling verscheen de tovenares met haar raaf. Ze had de kroon in haar handen. 'Zeg, hoe kom jij aan die kroon,' brulde Roodjak. Maar de tovenares gaf geen antwoord, en heel langzaam bewoog ze de kroon tot haar hoofd, om de kroon op te zetten. Maar de kroon was veel te groot. Roodjak bulderde van het lachen. Ineens kwam Emiel naar voren stappen, en zei : 'Pas op voor haar, Roodjak, want zij kan toveren.' Maar dat weerhield Roodjak niet. Met forse stappen liep hij op de tovenares af, en greep de kroon van haar weg. Roodjak zette de kroon op zijn grote hoed en die paste precies. 'Hoe staat ie ?' bulderde Roodjak van het lachen. 'Ach toch,' zei de tovenares, 'zot op alles wat glimt, een echte zwartvoetkabouter. Toch wel jammer dat het de echte kroon niet is, maar één van de vele maaksels om hebberige kabouters een lesje te leren.' En daar begon ineens die arme Roodjak te draaien en te draaien als een molen, steeds sneller en sneller. 'Wat is dit ? Haal me eruit,' schreeuwde hij. Maar daar steeg Roodjak op, en zweefde richting het slot van de tovenares. 'Ziezo,' zei de tovenares, 'hem zal ik ook nog wel goed kunnen gebruiken.' Maar Emiel en een paar andere kabouters begonnen erg boos op de tovenares te worden. 'Ach, geen zorgen, Emiel,' schaterde de tovenares, 'jij hebt ook zo'n kroon, schattebout, ik heb je er eentje laten inslikken.' Emiel werd erg rood ineens, en voelde alle energie uit hem wegstromen. Ineens werd ook hij als door de wind opgenomen, en zweefde richting het slot. Er waren niet veel elven meer in de buurt. Zij waren altijd erg bang voor de tovenares en haar streken. Nu ze dan beide partijen erg bang had gemaakt voor kronen, kon ze in haar eentje rustig op zoek gaan naar de kroon van de heksenkoning.

34 Online Touch Home


You need flash player to view this online publication