65

kruid te halen. Het meisje stapte op zijn rug, en weer vloog hij over het hek, terug naar het kasteel. Maar toen de koning merkte dat ze terug waren gekomen liet hij hen beiden grijpen. Het meisje werd voor straf opgesloten op haar kamer, en de vogel werd in een diepe kerker onder het kasteel geworpen. Nog nooit was het prinsesje zo verdrietig geweest. De koning liet de vijver droogleggen, en joeg de krokodillen het bos in. Dikke tranen rolden er over de wangen van het prinsesje, maar de tranen hadden allerlei kleuren. Na een tijdje kwam er een vogel op het venster van het open raam zitten. Het was een krokodillen-vogel, die wel een beetje op een krokodil leek. ‘Je moet die tranen drinken,’ zei de vogel, ‘dan gebeuren er wonderen.’ Het meisje had nog wat bekers in haar kamertje staan, en begon de verschillende kleuren te verdelen. ‘Rood is voor de sloot, blauw is voor de vijver,’ zei de vogel, en toen het meisje van het rode en het blauwe begon te drinken kwamen er overal in het land sloten en vijvers. ‘Laat me je meenemen naar het land der krokodillen, ver achter de bossen,’ zei de krokodillen-vogel. Het meisje stapte op de rug van de vogel, die direkt uit het raam vloog. Na een tijdje kwamen ze bij de krokodillen aan. Hier leefden ze in moerassen en poelen. Maar het verborgen rijk bestond niet meer. Het blajus-kruid groeide en bloeide hier volop, maar het was al te laat. Het rijk was geheel ten onder gegaan door de ernstige ziekte. In de verte stond een vrouw met wratten achter een ketel. De vrouw lachte als een heks, en roerde in de ketel waar groene smurrie in lag. ‘Wat ben je aan het maken ?’ vroeg Spindruppeltje. ‘Weet je dat dan niet ?’ zei de oude vrouw. ‘Ik maak voer voor de koning, tranen.’ Maar toen begon het meisje wel erge medelijden met haar vader te krijgen. ‘Heus, hij mag dan verschrikkelijke dingen hebben gedaan, maar hij bedoelde het goed. Hij was gewoon bezorgd.’ ‘Bezorgd noem je dat ?’ zei de oude vrouw krassend. ‘Hij dacht alleen aan zijn eigen koninkrijk, en niet aan het koninkrijk van een ander.’ ‘Ja maar hij wist niet van het bestaan van dat andere rijk af,’ zei het meisje. ‘Dat heb jij hem toch verteld ?’ zei de vrouw bijna spottend, ‘maar hij heeft het niet willen geloven, en jou zo met een ondragelijke last bezadeld, en ons des te meer.’ ‘Maar wie bent u dan ?’ vroeg Spindruppeltje. ‘Ik ben de koningin der krokodillen,’ zei de vrouw bijna trots. ‘Maar als u dan meekomt naar mijn vader, dan zal hij het misschien geloven,’ zei het meisje. ‘Wat ?’ zei de vrouw spottend, ‘het is nu al te laat. Alles is verloren.’ ‘Ja maar de krokodillen,’ zei het meisje, ‘zij zijn nog over. Moeten ze dan blijven leven in deze poelen ?’ ‘Hmm, misschien heb je gelijk,’ zei de oude vrouw, ‘en moet ik een kansje wagen. Ik zal naar jouw vader gaan, en hem vragen om een plaats bij de koninklijke vijver, ik en mijn krokodillen.’

66 Online Touch Home


You need flash player to view this online publication