moesten snel terug. Ze waren hier waarschijnlijk niet gewenst. Hadden ze hun meester maar niet gevolgd, en hadden ze maar niet zichzelf opgetrokken aan dat rode touw van fluweel. Dan hadden ze dit nu niet gezien, en dan waren ze hier ook nooit geweest. Ze moesten rennen voor hun leven, maar waar was het rode touw ? Ze wilden gewoon weten waar hun meester woonde, omdat hij altijd zo geheimzinnig deed, en nu werden ze voor hun nieuwsgierigheid gestrafd. Het rode touw was er niet meer, maar ze konden niet zomaar naar beneden springen. Plotseling zweefde het rode touw voor hun neus, maar toen ze het grepen trok het hen nog hoger de lucht in. Het brengt hen naar een kasteel waar ze worden opgesloten. Ze kunnen echter wel vrij door het kasteel lopen. Boven in een toren vinden ze een kamer waarin een tovenaar woont, tovenaar Terpentijn, die ook in het kasteel opgesloten zit. Hij vertelt de kinderen dat er in het zogeheten boek der tijden een profetie staat dat hij eens bevrijd zou worden door een groep kinderen. De deuren en ramen van het kasteel blijven magisch gesloten, en de tovenaar vertelt hen dat alleen een zogeheten lariksvuur plantje de poort van het kasteel zou kunnen openen. Dit plantje zou ergens groeien onder het kasteel, en dan zouden ze door de tuin van Mira de elf moeten.De tovenaar leid de kinderen naar een duistere trap die tot onder het kasteel zou leiden. De kinderen zijn wel een beetje bang van de duistere trap, want die gaat heel diep en wordt steeds donkerder. Als ze dan eindelijk een deur beneden hebben bereikt komen ze in de tuin van Mira de elf. De rozen ruiken hier zo lekker, maar het lijkt wel alsof ze betoverd raken. Plotseling staat de elf voor hen, die een bril heeft en een grote bos haren. Ook heeft ze een lang roze gewaad aan en een toverstokje. Maar ze is niet zo vriendelijk. ‘Ik weet waar jullie voor komen,’ zegt ze, ‘maar ik geef het jullie niet. Heks Iamina houdt prins Vajak al lange tijd opgesloten in haar kasteel. Ik was eens zijn prinses. Nu, als jullie hem bevrijden, dan zal ik jullie het lariksvuur schenken.’ Ze wees op een meertje aan de rand van haar tuin, met daarin een eiland waarboven het kasteel zweefde. De kinderen zien in dat ze geen andere keus hebben, en willen de arme elvenprinses ook wel helpen. ‘Het kasteel is alleen te bereiken op zeven winden,’ zei de elf. ‘Ga maar naar het meertje toe, dan zal Rapoentus, de kabouter van de zeven winden, jullie wel verder helpen.’ En dat deden de kinderen. Het was niet zo lang lopen, en al snel zagen ze een kabouter staan. ‘Het is heel simpel,’ zei de kabouter, ‘ik begrijp dat jullie naar het kasteel willen voor prins Vajak. Luister, kinderen, ik heb hier een gouden licht. Ga in het licht staan, en denk aan iets ergs totdat je huilt. En let dan goed op totdat er een gouden traan valt. Houd de gouden traan dan in de lucht, en roep : ‘Oh zeven winden, zeven winden, ik hoop dat jullie mij kunnen vinden.’ Dan zullen de zeven winden komen en jullie naar het kasteel brengen.’ De kinderen gingen in het gouden licht staan, en dachten aan iets ergs. ‘Denk maar aan het ergste wat je je maar kunt bedenken,’ zei de kabouter. En al snel begonnen de kinderen flink te huilen, totdat er hier en daar wat gouden tranen vielen. Ze hielden de gouden tranen in de lucht en zeiden : ‘Oh zeven winden, zeven winden, ik hoop dat jullie mij kunnen
75 Online Touch Home