75

vinden,’ en al snel werden ze door zeven winden gegrepen en over het meertje gebracht. ‘Woont hier echt een heks ?’ vroeg Doortje, toen ze stilletjes het kasteel ingingen. De kabouter was er ook bij. ‘Oh ja,’ zei de kabouter. ‘Waar is ze dan ?’ vroeg Doortje. ‘Oh, ze kan overal wezen, het is zo’n groot kasteel,’ zei de kabouter. ‘En waar is de prins dan ?’ vraagt Doortje. ‘Oh, kom maar mee,’ zegt de kabouter, en haalde een vreemsoortige sleutel tevoorschijn, van rood gesteente. ‘Dit is de rode traan,’ zei de kabouter, ‘de traan van de prins. De kabouter liep regelrecht op een deur af, en opende de deur met de sleutel. Als ze binnen komen vinden ze alleen maar boeken. ‘Deze boeken heeft de prins geschreven,’ zei de kabouter, en nam één boek er tussenuit. ‘In één van die boeken staat dat hij in het boek der tijden heeft gelezen dat eens een groep kinderen hem zou bevrijden.’ ‘Oh, de profetie,’ zegt Dirdos, ‘daar had tovenaar Terpentijn het ook al over.’ De kabouter schoof een boekenkast opzij, waarachter een poort van een gang was. Deze gang leidde tot de elvenschoon vijver. Hier woonde de elvenprinses Hyacinta. ‘Jullie komen vast en zeker om de prins te helpen,’ zei Hyacinta. Opeens werd alles erg donker, en er was een sterke wind. In het donker verscheen er een licht, omhuld door een zacht paars licht. Het was de fee Jestagide. ‘Oh, help dit land van sloten,’ zei de fee, ‘van geheimenissen onopgelost, oh help dit land, anders is het te laat, het is bijna het uur van algemis.’ ‘Wie is algemis ?’ vroeg Klare, een ander kind. ‘Zij is een verschrikkelijk beest,’ zei de fee. ‘Hoe kunnen we prins Vajak helpen ?’ vroeg Kere, een ander meisje. ‘Hij zit opgesloten onder het meer van schoensmeer,’ zei de fee, ‘niet meer in het kasteel.’ ‘Maar waar is dat meer dan ?’ vroeg Kere. ‘Rondom het kasteel,’ zei de fee. ‘Je kon misschien niet zien dat het schoensmeer is, maar dat komt omdat het gemengd was met tranen.’ ‘Waarom dat ?’ vroeg Kere. De fee zei niets. ‘Hoe kunnen we daar komen,’ vroeg Tjoy, een ander kind. ‘Baad jezelf in elvenschoon,’ zei Hyacinta. ‘En je komt in de grotten onder het meer van schoensmeer.’ Al snel stapten de kinderen in de vijver, samen met de kabouter, om daar te baden. In een flits kwamen ze onder het meer van schoensmeer terecht, in een stelsel van grotten. ‘Hier moet de prins ergens wezen,’ zei de kabouter. Overal in de grotten waren tralies aan de zijkanten waarachter kinderen zaten, en allerlei soorten wezens. Het was een soort gevangenis-complex.

76 Online Touch Home


You need flash player to view this online publication